Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Johlen

Translate Johlen from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Johlen:
- hoongelach; hoon; gejouw; joelen; getier; gescheld

German

Detailed Translations for Johlen from German to Dutch

Johlen:

Johlen [das ~] nomen

Johlen (Hohngelächter; Gejohle; Spott; Verleumdung; Schande; Verhöhnung; Schmähung; Verspottung; Gespött; Lästerung)
het hoongelach; de hoon
- hoongelach [het ~] nomen
- hoon [de ~ (m)] nomen
Johlen
gejouw
- gejouw [znw.] nomen
Johlen
joelen
- joelen [znw.] nomen
Johlen (Zetergeschrei; Schreien; Gepolter; Gebrüll; Geschimpfe; Gejohle; Gegröle)
het getier; gescheld
- getier [het ~] nomen
- gescheld [znw.] nomen

Translation Matrix for Johlen:

Noun	Related Translations	Other Translations
gejouw	Johlen
gescheld	Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei	Gemecker; Genörgel; Geschimpfe; Schimpferei; Schimpfkanonade
getier	Gebrüll; Gegröle; Gejohle; Gepolter; Geschimpfe; Johlen; Schreien; Zetergeschrei
hoon	Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Spott; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung	Gespött; Hohn; Spott; Spöttelei; Spötterei
hoongelach	Gejohle; Gespött; Hohngelächter; Johlen; Lästerung; Schande; Schmähung; Spott; Verhöhnung; Verleumdung; Verspottung
joelen	Johlen
Verb	Related Translations	Other Translations
joelen		ausschimpfen; brüllen; herausschreien; jauchzen; johlen; jubeln; lautauf schreien; schreien; toben