Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Scharfsichtigkeit

Translate Scharfsichtigkeit from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Scharfsichtigkeit:
- bij de pinken zijn; schranderheid; uitgeslapenheid; goochemheid; inzicht; doorzicht; scherpziendheid; goed werkend oog

German

Detailed Translations for Scharfsichtigkeit from German to Dutch

Scharfsichtigkeit:

Scharfsichtigkeit [die ~] nomen

die Scharfsichtigkeit (List; Klugheit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Listigkeit; Schlauigkeit)
bij de pinken zijn
- bij de pinken zijn [znw.] nomen
die Scharfsichtigkeit (Klugheit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit)
de schranderheid; uitgeslapenheid; goochemheid
- schranderheid [de ~ (v)] nomen
- uitgeslapenheid [znw.] nomen
- goochemheid [znw.] nomen
die Scharfsichtigkeit (Hindurchsicht; Einsicht; Durchsicht; Verständnis; Erkenntnis; Ansicht; Auffassung; Schärfe; Erkennung; Erleuchtung)
het inzicht; het doorzicht
- inzicht [het ~] nomen
- doorzicht [het ~] nomen
die Scharfsichtigkeit
scherpziendheid; goed werkend oog
- scherpziendheid [znw.] nomen
- goed werkend oog [znw.] nomen

Translation Matrix for Scharfsichtigkeit:

Noun	Related Translations	Other Translations
bij de pinken zijn	Klugheit; List; Listigkeit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit
doorzicht	Ansicht; Auffassung; Durchsicht; Einsicht; Erkenntnis; Erkennung; Erleuchtung; Hindurchsicht; Scharfsichtigkeit; Schärfe; Verständnis
goed werkend oog	Scharfsichtigkeit
goochemheid	Klugheit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit
inzicht	Ansicht; Auffassung; Durchsicht; Einsicht; Erkenntnis; Erkennung; Erleuchtung; Hindurchsicht; Scharfsichtigkeit; Schärfe; Verständnis	Anschauung; Ansicht; Ansichtsweise; Bewußtsein; Denkweise; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Gedanke; Verstand; Verstehen; Vision; Vorstellung
scherpziendheid	Scharfsichtigkeit
schranderheid	Klugheit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit	Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Pfiffigkeit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand; Verständnis
uitgeslapenheid	Klugheit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit