Interglot - "Tresor" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Tresor:
- kluisje; kluis; brandkast; safe; bewaarkluis; safeloket; safeloketten; loket voor bewaarkluizen
Wiktionary:
- Tresor → schat
- Tresor → kluis, safe, kelder, wijnkelder, crypte, schat, cassette

German

Detailed Translations for Tresor from German to Dutch

der Tresor
het kluisje
- kluisje [het ~] nomen
der Tresor
de kluis; de brandkast
- kluis [de ~] nomen
- brandkast [de ~] nomen
der Tresor
de kluis
- kluis [de ~] nomen
der Tresor (Schließfach)
de kluis; de safe; de bewaarkluis
- kluis [de ~] nomen
- safe [de ~ (m)] nomen
- bewaarkluis [de ~] nomen
der Tresor (Stahlkammer; Schließfach; Schließfächer; Stahlschrank)
het safeloket; de safeloketten; loket voor bewaarkluizen
- safeloket [het ~] nomen
- safeloketten [de ~] nomen, plural
- loket voor bewaarkluizen [znw.] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
bewaarkluis	Schließfach; Tresor
brandkast	Tresor
kluis	Schließfach; Tresor
kluisje	Tresor
loket voor bewaarkluizen	Schließfach; Schließfächer; Stahlkammer; Stahlschrank; Tresor
safe	Schließfach; Tresor
safeloket	Schließfach; Schließfächer; Stahlkammer; Stahlschrank; Tresor
safeloketten	Schließfach; Schließfächer; Stahlkammer; Stahlschrank; Tresor

Tresor

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Tresor	→ kluis; safe	↔ safe — box in which valuables can be locked for safekeeping
• Tresor	→ kelder; wijnkelder; crypte; kluis	↔ vault — a secure, enclosed area
• Tresor	→ schat; cassette	↔ cassette — Traductions à trier suivant le sens