German

Detailed Translations for Impuls from German to Dutch

Impuls:

Impuls [der ~] nomen

  1. der Impuls (Laune; Reiz; Einfall; )
    de opwelling; de impuls; de luim; de prikkel
  2. der Impuls (Anreiz; Stimulanz; Reiz; Anregung)
    de stimulans; de impuls; de prikkel
  3. der Impuls (Intuition; Vorgefühl; Ahnung; )
    de intuïtie; het gevoel; het instinct
  4. der Impuls (Antrieb; Anregung)
    de aandriften; de driften
  5. der Impuls (Anreiz; Anstoß; Aufstieg; Aufschwung; Ansporn)
    de aanzet; animering; de prikkel; de opwekking
  6. der Impuls (Anregung; Stimulanz; Ermutigung; )
    de stimulering; de stimulans; de aansporing; de prikkel; de aanmoediging; de opwekking; animering

Translation Matrix for Impuls:

NounRelated TranslationsOther Translations
aandriften Anregung; Antrieb; Impuls
aanmoediging Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Anfeuern; Anregen; Anspornen; Anspornung; Antreiben
aansporing Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Anfeuern; Anregen; Anspornen; Anspornung; Antreiben
aanzet Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Impuls Anreiz; Anstoß; Initiative
animering Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft
driften Anregung; Antrieb; Impuls
gevoel Ahnung; Einfall; Eingebung; Impuls; Instinkt; Intuition; Vorgefühl Eindruck; Eindrücke; Emotion; Empfindung; Feeling; Gefühl; Gefühlsleben; Gemüt; Gemütsbewegung; Gemütsempfindung; Gemütserregung; Sentiment; Stimmung; Verständnis
impuls Andrang; Anregung; Anreiz; Anstoß; Einfall; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz Andrag; Antrieb
instinct Ahnung; Einfall; Eingebung; Impuls; Instinkt; Intuition; Vorgefühl Antrieb; Geschlechtstrieb; Instinkt; Leidenschaft; Leidenschaftlichkeit; Trieb
intuïtie Ahnung; Einfall; Eingebung; Impuls; Instinkt; Intuition; Vorgefühl
luim Andrang; Anregung; Anreiz; Anstoß; Einfall; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz Grille; Laune
opwekking Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Anfeuern; Anregen; Anspornen; Anspornung; Antreiben
opwelling Andrang; Anregung; Anreiz; Anstoß; Einfall; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz Anwandlung
prikkel Andrang; Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Einfall; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben
stimulans Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Anfeuern; Anregen; Anspornen; Anspornung; Antreiben
stimulering Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft Anspornung; Ermunterung; Ermutigung; Zuspruch
OtherRelated TranslationsOther Translations
stimulans Stimulans

Synonyms for "Impuls":


Wiktionary Translations for Impuls:

Impuls
noun
  1. Anstoß, Anregung
Impuls
noun
  1. product van massa en snelheid

Cross Translation:
FromToVia
Impuls impuls momentum — product of mass and velocity
Impuls aansporing; instigatie; aandrift; drang; aandrang; opwelling; stuwing; impuls incitationaction d’inciter.



Dutch

Detailed Translations for Impuls from Dutch to German

impuls:

impuls [de ~ (m)] nomen

  1. de impuls (stimulans; prikkel)
    Stimulanz; der Reiz; der Anreiz; der Impuls; die Anregung
  2. de impuls (luim; opwelling; prikkel)
    der Impuls; der Reiz; der Einfall; die Laune; die Anregung; der Anreiz; der Anstoß; der Andrang; Stimulanz
  3. de impuls (aandrang; neiging; drang; aandrift; drift)
    der Antrieb; der Andrag

Translation Matrix for impuls:

NounRelated TranslationsOther Translations
Andrag aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging
Andrang impuls; luim; opwelling; prikkel aandrang; beroering; drang; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; het toestromen; het toevloeien; instroming; instroom; kabaal; lawaai; leven; oploopje; opschudding; pandemonium; rumoer; samenkomst; spektakel; toeloop; toestroom; tumult
Anregung impuls; luim; opwelling; prikkel; stimulans aandriften; aanmoediging; aansporing; animering; driften; instigatie; instigaties; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
Anreiz impuls; luim; opwelling; prikkel; stimulans aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; initiatief; instigatie; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
Anstoß impuls; luim; opwelling; prikkel aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; doeltrap; duw; duwtje; initiatief; opwekking; por; prikkel; stimulans; stimulering; stoot; stootje; zet
Antrieb aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging aandrift; aandriften; aandrijving; drift; driften; instinct; motor; natuurdrift; stuwkracht; voortstuwing
Einfall impuls; luim; opwelling; prikkel denkbeeld; gedachte; gevoel; idee; instinct; intuïtie; inval; invasie; kijk; mening; oordeel; opinie; opvatting; politie-inval; visie; zienswijze
Impuls impuls; luim; opwelling; prikkel; stimulans aandriften; aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; driften; gevoel; instinct; intuïtie; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
Laune impuls; luim; opwelling; prikkel bui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gril; humeur; kuur; luim; nuk; stemming
Reiz impuls; luim; opwelling; prikkel; stimulans aai; aaiing; aanhalen; aanlokkelijkheid; aanmoediging; aansporing; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; animering; attractiviteit; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; bevalligheid; charme; fascinatie; gestreel; gratie; liefkozing; lieflijkheid; lieftalligheid; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering; streling; vleien
Stimulanz impuls; luim; opwelling; prikkel; stimulans aanmoediging; aansporing; animering; instigatie; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering

Related Words for "impuls":

  • impulsen

Wiktionary Translations for impuls:

impuls
noun
  1. innerlijke drang
  2. product van massa en snelheid
impuls
noun
  1. Anstoß, Anregung

Cross Translation:
FromToVia
impuls Impuls momentum — product of mass and velocity
impuls Andrang; Andrift; Antrieb; Impuls; Trieb incitationaction d’inciter.