Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: kaputtgehen

German and Dutch Search Results for: kaputtgehen

Summary

German to Dutch: more detail...

kaputtgehen:
- begeven; flippen
kaputt gehen:
- kapotgaan; stukgaan; onklaar raken
Wiktionary:
- kaputtgehen → breken, stukgaan, kapotgaan

German

Detailed Translations for kaputtgehen from German to Dutch

kaputtgehen:

kaputtgehen verb

kaputtgehen
begeven; flippen
- begeven verb (begeef, begeeft, begaf, begaven, begeven)
- flippen verb (flip, flipt, flipte, flipten, geflipt)

Translation Matrix for kaputtgehen:

Verb	Related Translations	Other Translations
begeven	kaputtgehen
flippen	kaputtgehen

Synonyms for "kaputtgehen":

abrauchen; den Bach runter gehen; den Geist aufgeben; vor die Hunde gehen; über die Wupper gehen

Wiktionary Translations for kaputtgehen:

Cross Translation:

From	To	Via
• kaputtgehen	→ breken	↔ break — intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces
• kaputtgehen	→ stukgaan; kapotgaan	↔ break — intransitive: to stop functioning properly or altogether

kaputt gehen:

kaputt gehen verb

kaputt gehen (entzwei gehen; zerbrechen)
kapotgaan; stukgaan; onklaar raken
- kapotgaan verb (ga kapot, gaat kapot, ging kapot, gingen kapot, kapot gegaan)
- stukgaan verb (ga stuk, gaat stuk, ging stuk, gingen stuk, stukgegaan)
- onklaar raken verb

Translation Matrix for kaputt gehen:

Verb	Related Translations	Other Translations
kapotgaan	entzwei gehen; kaputt gehen; zerbrechen	dahingehen; entschlafen; hinscheiden; sterben; umkommen; verscheiden
onklaar raken	entzwei gehen; kaputt gehen; zerbrechen
stukgaan	entzwei gehen; kaputt gehen; zerbrechen