Summary
German to Dutch: more detail...
- verknoten:
-
Wiktionary:
- verknoten → knopen, samenknopen, in de knoop raken
German
Detailed Translations for verknoten from German to Dutch
verknoten:
-
verknoten (verbinden; knoten; anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen)
verbinden; knopen; bevestigen; aan elkaar knopen-
aan elkaar knopen verb (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
-
verknoten (verknüpfen; schnüren)
-
verknoten (zuknöpfen; schließen; abschliessen; zumachen; festknöpfen)
-
verknoten (anknöpfen; anbinden; schnüren; festmachen; zusammenbinden; befestigen; festknöpfen)
vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden; strikken-
aan elkaar knopen verb (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
-
aan elkaar binden verb
-
verknoten (anbinden; festbinden; binden; festmachen; festknüpfen; festknöpfen)
-
verknoten (zusammenbinden; schnüren)
Conjugations for verknoten:
Präsens
- verknote
- verknotest
- verknotet
- verknoten
- verknotet
- verknoten
Imperfekt
- verknotete
- verknotetest
- verknotete
- verknoteten
- verknotetet
- verknoteten
Perfekt
- habe verknotet
- hast verknotet
- hat verknotet
- haben verknotet
- habt verknotet
- haben verknotet
1. Konjunktiv [1]
- verknote
- verknotest
- verknote
- verknoten
- verknotet
- verknoten
2. Konjunktiv
- verknotete
- verknotetest
- verknotete
- verknoteten
- verknotetet
- verknoteten
Futur 1
- werde verknoten
- wirst verknoten
- wird verknoten
- werden verknoten
- werdet verknoten
- werden verknoten
1. Konjunktiv [2]
- würde verknoten
- würdest verknoten
- würde verknoten
- würden verknoten
- würdet verknoten
- würden verknoten
Diverses
- verknot!
- verknotet!
- verknoten Sie!
- verknotet
- verknotend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for verknoten:
Wiktionary Translations for verknoten:
verknoten
verb
-
(transitiv) durch einen Knoten verbinden, anbinden
- verknoten → knopen; samenknopen
-
(reflexiv) sich (zumeist ungewollt) verwirren, verwickeln
- verknoten → in de knoop raken