Interglot - Zusammenbruch: German and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

German to Dutch: more detail...

Zusammenbruch:
- catastrofe; ramp; debacle; ineenstorting; ineenzakking; instorting; achteruitgang; inzinking; ondergang; tenondergang; teloorgang; val; inzakking
Wiktionary:
- Zusammenbruch → inzinking

German

Detailed Translations for Zusammenbruch from German to Dutch

der Zusammenbruch (Katastrophe)
de catastrofe; de ramp
- catastrofe [de ~] nomen
- ramp [de ~] nomen
der Zusammenbruch (Einsturz; Zusammensturz; Fall)
de debacle; de ineenstorting; ineenzakking; de instorting
- debacle [de ~] nomen
- ineenstorting [de ~ (v)] nomen
- ineenzakking [znw.] nomen
- instorting [de ~ (v)] nomen
der Zusammenbruch (Rückfall; Depression; Schwäche; Rückgang; Flaute; Einstürzen; Einsturz; Niedergang)
de achteruitgang; de inzinking
- achteruitgang [de ~ (m)] nomen
- inzinking [de ~ (v)] nomen
der Zusammenbruch (Untergang; Fall)
de ondergang; de debacle; tenondergang; de teloorgang; de val
- ondergang [de ~ (m)] nomen
- debacle [de ~] nomen
- tenondergang [znw.] nomen
- teloorgang [de ~ (m)] nomen
- val [de ~ (m)] nomen
der Zusammenbruch (Einsturz; Einbruch; Zusammensturz)
de inzakking
- inzakking [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
achteruitgang	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch	Niedergang; Rückgang; Untergang; Verfall
catastrofe	Katastrophe; Zusammenbruch
debacle	Einsturz; Fall; Untergang; Zusammenbruch; Zusammensturz
ineenstorting	Einsturz; Fall; Zusammenbruch; Zusammensturz
ineenzakking	Einsturz; Fall; Zusammenbruch; Zusammensturz
instorting	Einsturz; Fall; Zusammenbruch; Zusammensturz	Einstürzen; Hinfallen; Niederfallen
inzakking	Einbruch; Einsturz; Zusammenbruch; Zusammensturz
inzinking	Depression; Einsturz; Einstürzen; Flaute; Niedergang; Rückfall; Rückgang; Schwäche; Zusammenbruch
ondergang	Fall; Untergang; Zusammenbruch
ramp	Katastrophe; Zusammenbruch	Drohung; Elend; Gefahr; Katastrophe; Malheur; Mißgeschick; Not; Pech; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Tragödie; Unglück; Unglücksfall; Unheil; Widerwärtigkeiten
teloorgang	Fall; Untergang; Zusammenbruch
tenondergang	Fall; Untergang; Zusammenbruch
val	Fall; Untergang; Zusammenbruch	Abnahme; Falle; Fallen; Hinterhalt; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Stürzen; während der Landung aufsetzen