Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. anschnauzen:
  2. Anschnauzen:
  3. Wiktionary:


German

Detailed Translations for anschnauzen from German to Dutch

anschnauzen:

anschnauzen verb (schauze an, schauzt an, schauzte an, schauztet an, angeschnauzt)

  1. anschnauzen
    snauwen; grauwen
    • snauwen verb (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • grauwen verb (grauw, grauwt, grauwde, grauwden, gegrauwd)
  2. anschnauzen (anfahren)
    snauwen; afsnauwen; toesnauwen; afblaffen; afbekken
    • snauwen verb (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verb (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • toesnauwen verb (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)
    • afblaffen verb (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • afbekken verb (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
  3. anschnauzen (anfahren)
    snauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken; toesnauwen
    • snauwen verb (snauw, snauwt, snauwde, snauwden, gesnauwd)
    • afsnauwen verb (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • afblaffen verb (blaf af, blaft af, blafte af, blaften af, afgeblaft)
    • toebijten verb (bijt toe, beet toe, beten toe, toegebeten)
    • afbekken verb (bek af, bekt af, bekte af, bekten af, afgebekt)
    • toesnauwen verb (snauw toe, snauwt toe, snauwde toe, snauwden toe, toegesnauwd)
  4. anschnauzen (anraunzen; anfahren)
  5. anschnauzen (ausfallen gegen; anfahren)
    afsnauwen; uitvallen tegen
    • afsnauwen verb (snauw af, snauwt af, snauwde af, snauwden af, afgesnauwd)
    • uitvallen tegen verb (val uit tegen, valt uit tegen, viel uit tegen, vielen uit tegen, uitgevallen tegen)
  6. anschnauzen (anschreien)
    uitvaren tegen
    • uitvaren tegen verb (vaar uit tegen, vaart uit tegen, voer uit tegen, voeren uit tegen, uitgevaren tegen)

Conjugations for anschnauzen:

Präsens
  1. schauze an
  2. schauzt an
  3. schauzt an
  4. schauzen an
  5. schauzt an
  6. schauzen an
Imperfekt
  1. schauzte an
  2. schauztest an
  3. schauzte an
  4. schauzten an
  5. schauztet an
  6. schauzten an
Perfekt
  1. habe angeschnauzt
  2. hast angeschnauzt
  3. hat angeschnauzt
  4. haben angeschnauzt
  5. habt angeschnauzt
  6. haben angeschnauzt
1. Konjunktiv [1]
  1. schauze an
  2. schauzest an
  3. schauze an
  4. schauzen an
  5. schauzet an
  6. schauzen an
2. Konjunktiv
  1. schauzte an
  2. schauztest an
  3. schauzte an
  4. schauzten an
  5. schauztet an
  6. schauzten an
Futur 1
  1. werde anschnauzen
  2. wirst anschnauzen
  3. wird anschnauzen
  4. werden anschnauzen
  5. werdet anschnauzen
  6. werden anschnauzen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde anschnauzen
  2. würdest anschnauzen
  3. würde anschnauzen
  4. würden anschnauzen
  5. würdet anschnauzen
  6. würden anschnauzen
Diverses
  1. schauz an!
  2. schauzt an!
  3. schauzen Sie an!
  4. angeschnauzt
  5. anschnauzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for anschnauzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
afsnauwen Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
uitvallen tegen Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
afbekken anfahren; anschnauzen
afblaffen anfahren; anschnauzen
afsnauwen anfahren; anschnauzen; ausfallen gegen
grauwen anschnauzen
snauwen anfahren; anschnauzen
toebijten anfahren; anschnauzen anbeißen; beißen; zubeißen
toesnauwen anfahren; anschnauzen anbeißen; beißen; zubeißen
uitsliepen anfahren; anraunzen; anschnauzen
uitvallen tegen anfahren; anschnauzen; ausfallen gegen
uitvaren tegen anschnauzen; anschreien

Synonyms for "anschnauzen":


Wiktionary Translations for anschnauzen:

anschnauzen
verb
  1. door bejegening met ruwe woorden van zich afschrikken

Anschnauzen:

Anschnauzen [das ~] nomen

  1. Anschnauzen (Ausfallend werden gegen; Anfahren)
    uitvallen tegen; afsnauwen

Translation Matrix for Anschnauzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
afsnauwen Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
uitvallen tegen Anfahren; Anschnauzen; Ausfallend werden gegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
afsnauwen anfahren; anschnauzen; ausfallen gegen
uitvallen tegen anfahren; anschnauzen; ausfallen gegen