Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Kunde

German and Dutch Search Results for: Kunde

Summary

German to Dutch: more detail...

Kunde:
- klant; cliënt; afnemer; koper; klanten
- mare; officieus bericht
- account; klant
Wiktionary:
- Kunde → kond, klant, mare
- Kunde → klant, cliënt, kond, afnemer

Dutch to German: more detail...

kunde:
- Fähigkeit; Kenntnisse; Tüchtigkeit; Wissen; Kunst; Können; Könnerschaft
Wiktionary:
- kunde → Kenntnis, Wissen, Wissenschaft, Bewußtsein, Begriff, Bekannter

German

Detailed Translations for Kunde from German to Dutch

Kunde:

Kunde [der ~] nomen

der Kunde (Klient; Käufer; Erwerber)
de klant; de cliënt; de afnemer; de koper
- klant [de ~ (m)] nomen
- cliënt [de ~ (m)] nomen
- afnemer [de ~ (m)] nomen
- koper [de ~ (m)] nomen
der Kunde (Klient)
de klanten
- klanten [de ~] nomen, plural

Kunde [die ~] nomen

die Kunde (Ondit; Fama)
de mare; officieus bericht
- mare [de ~] nomen
- officieus bericht [znw.] nomen

Kunde

Kunde (Konto)
het account
- account [het ~] nomen
Kunde (Debitor)
de klant
- klant [de ~ (m)] nomen

Translation Matrix for Kunde:

Noun	Related Translations	Other Translations
account	Konto; Kunde	Firma; Geschäftskunde; Konto; Windows Live-Konto
afnemer	Erwerber; Klient; Kunde; Käufer
cliënt	Erwerber; Klient; Kunde; Käufer
klant	Debitor; Erwerber; Klient; Kunde; Käufer
klanten	Klient; Kunde	Besucher; Deb.; Debitoren; Gäste; Klientel; Kundenkreis; Kundschaft
koper	Erwerber; Klient; Kunde; Käufer	Aufkäufer; Aufkäuferin; Einkäufer; Kupfer
mare	Fama; Kunde; Ondit
officieus bericht	Fama; Kunde; Ondit

Synonyms for "Kunde":

Abnehmerkreis; Klientel; Kundenkreis; Kundenstamm; Kundschaft; Zielgruppe

Wiktionary Translations for Kunde:

Kunde

noun

va.|, poetisch: Nachricht
- Kunde → kond
jemand, der bei einem bestimmten Geschäft einkauft, ist dessen Kunde; der Käufer einer Ware; derjenige, der eine Dienstleistung in Anspruch nimmt; jeder, der für etwas zahlt (auch wenn die Leistung an einen Dritten geht)
- Kunde → klant

Kunde

noun

afnemer van een product of dienst van een leverancier
- klant → Klient; Kunde
bericht
- mare → Kunde

Cross Translation:

From	To	Via
• Kunde	→ klant; cliënt	↔ client — a customer or receiver of services
• Kunde	→ klant	↔ customer — one who purchases or receives a product or service
• Kunde	→ kond	↔ tiding — news, new information
• Kunde	→ afnemer; cliënt; klant	↔ client — (histoire) Romain qui se placer sous le patronage d’un citoyen noble ou puissant.

Dutch

Detailed Translations for Kunde from Dutch to German

kunde:

kunde [de ~ (v)] nomen

de kunde (kundigheid)
die Fähigkeit; die Kenntnisse; die Tüchtigkeit; Wissen; die Kunst; Können; die Könnerschaft
- Fähigkeit [die ~] nomen
- Kenntnisse [die ~] nomen
- Tüchtigkeit [die ~] nomen
- Wissen [das ~] nomen
- Kunst [die ~] nomen
- Können [das ~] nomen
- Könnerschaft [die ~] nomen

Translation Matrix for kunde:

Noun	Related Translations	Other Translations
Fähigkeit	kunde; kundigheid	aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; incasseringsvermogen; inhoud; knapheid; knobbel; kracht; kundigheid; kwaliteit; omvatte ruimte; scherpzinnigheid; schoonheid; talent; ter zake kundigheid; veerkracht; vermogen; vernuft; weerstand; weerstandsvermogen
Kenntnisse	kunde; kundigheid	kundigheden
Kunst	kunde; kundigheid	handigheid; kneep; kunst; kunsten; toer; truc
Können	kunde; kundigheid	bekwaamheid; capaciteit; kwaliteit; ter zake kundigheid
Könnerschaft	kunde; kundigheid
Tüchtigkeit	kunde; kundigheid	betrouwbaarheid; dapperheid; degelijkheid; deugdelijkheid; handigheid; kneep; koenheid; kranigheid; kunst; moed; onversaagdheid; soliditeit; stevigheid; toer; truc
Wissen	kunde; kundigheid	geleerdheid; handigheid; kennis; kneep; kunst; toer; truc; weten; wetenschap

Wiktionary Translations for kunde:

Cross Translation:

From	To	Via
• kunde	→ Kenntnis; Wissen; Wissenschaft; Bewußtsein; Begriff; Bekannter	↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître