Summary
German to Dutch: more detail...
-
sich ausbreiten:
-
Wiktionary:
sich ausbreiten → snel vermenigvuldigen
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for sich ausbreiten from German to Dutch
sich ausbreiten: (*Using Word and Sentence Splitter)
- sich: zichzelf; zich
- ausbreiten: uitbreiden; openen; uitbouwen; vermeerderen; verruimen; verwijden; verbreiden; uitdijen; expanderen; stijgen; opzetten; groeien; toenemen; gedijen; groter worden; aangroeien; aanzwellen; omhooggaan; aanwinnen; aanwassen; de hoogte ingaan; spreiden; verbreden; breder maken; vergroten; talrijker maken; uitweiden; breed uitmeten; wijder maken
Spelling Suggestions for: sich ausbreiten
Wiktionary Translations for sich ausbreiten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sich ausbreiten | → snel vermenigvuldigen | ↔ proliferate — to increase in number |
External Machine Translations: