Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Schürze

German and Dutch Search Results for: Schürze

Summary

German to Dutch: more detail...

Schürze:
- schort; voorschoot; sloof; werkschort; schortje; kiel; hes; loshangend kort overkleed; overgooier
Wiktionary:
- Schürze → schort
- Schürze → schort, voorschoot

German

Detailed Translations for Schürze from German to Dutch

Schürze:

Schürze [die ~] nomen

die Schürze
de schort; de voorschoot; de sloof; werkschort; het schortje
- schort [de ~] nomen
- voorschoot [de ~ (m)] nomen
- sloof [de ~ (v)] nomen
- werkschort [znw.] nomen
- schortje [het ~] nomen
die Schürze (Kittel)
de kiel; de hes; loshangend kort overkleed
- kiel [de ~ (m)] nomen
- hes [de ~] nomen
- loshangend kort overkleed [znw.] nomen
die Schürze (Kittel)
de overgooier
- overgooier [de ~ (m)] nomen

Translation Matrix for Schürze:

Noun	Related Translations	Other Translations
hes	Kittel; Schürze
kiel	Kittel; Schürze
loshangend kort overkleed	Kittel; Schürze
overgooier	Kittel; Schürze
schort	Schürze
schortje	Schürze
sloof	Schürze	Arbeitspferd; Arbeitstier; Frau die sich im Haushalt abrackert; Hausmütterchen
voorschoot	Schürze
werkschort	Schürze

Synonyms for "Schürze":

Arbeitskittel; Kittel; Schurz; Klamotte; Kleidungsstück

Wiktionary Translations for Schürze:

Schürze

noun

ein Kleidungsstück, welches man über der restlichen Kleidung trägt, um diese vor Schmutz zu schützen
- Schürze → schort

Cross Translation:

From	To	Via
• Schürze	→ schort	↔ apron — clothing
• Schürze	→ schort; voorschoot	↔ tablier — Pièce de toile que l’on met sur les habits pour les préserver tout en travaillant.