Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: harnen

German and Dutch Search Results for: harnen

Summary

German to Dutch: more detail...

Harnen:
- plassen; zeiken
Wiktionary:
- harnen → urineren, wateren
- harnen → urineren, plassen, pissen, piesen

German

Detailed Translations for harnen from German to Dutch

harnen:

Synonyms for "harnen":

austreten; eine Stange Wasser in die Ecke stellen; Lulu machen; miktieren; pieseln; pinkeln; Pipi machen; pissen; pullern; schiffen; seichen; strullen; urinieren; Wasser lassen

Wiktionary Translations for harnen:

harnen

verb

het legen van de blaas
- urineren → urinieren; harnen
urine uitscheiden
- wateren → urinieren; harnen

Cross Translation:

From	To	Via
• harnen	→ urineren; plassen	↔ urinate — to pass urine from the body
• harnen	→ pissen; piesen	↔ pisser — Uriner

Harnen:

Harnen [das ~] nomen

Harnen
het plassen; zeiken
- plassen [het ~] nomen
- zeiken [znw.] nomen

Translation Matrix for Harnen:

Noun	Related Translations	Other Translations
plassen	Harnen
zeiken	Harnen
Verb	Related Translations	Other Translations
plassen		pinkeln; schiffen; urinieren
zeiken		eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zaudern; zweifeln; zwicken; zügern