Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Wachhund

German and Dutch Search Results for: Wachhund

Summary

German to Dutch: more detail...

Wachhund:
- Wiktionary:
  Wachhund → waakhond
- Synonyms for "Wachhund":
  Aufpasser; Aufseher; Bewacher; Hüter; Supervisor; Wächter; Wärter; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

German

Detailed Translations for Wachhund from German to Dutch

Wachhund: ^{(*Using Word and Sentence Splitter)}

wach: wakker; alert; oplettend; uitgeslapen
Hund: hond; hondje

Spelling Suggestions for: Wachhund

Windhund; wachsend; Wachsbild

Wachhund:

Synonyms for "Wachhund":

Aufpasser; Aufseher; Bewacher; Hüter; Supervisor; Wächter; Wärter; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary Translations for Wachhund:

Wachhund

noun

een hond die het huis of een erf bewaakt
- waakhond → Wachhund

External Machine Translations:

Dutch

Suggestions for Wachhund in Dutch

Spelling Suggestions for: Wachhund

wachtend; wachttijd; wachtgeld

External Machine Translations: