Interglot - Trick: German and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Trick:
- kunst; handigheid; truc; toer; kneep; kunstje; foefje; kneepje; maniertje; trucage; handvat; greep; handel; hendel; handgreep; behendigheid; kunstgreep; manoeuvre; list; sluwe streek; slimheid; foef; valsheid; gemene streek; vuile truc
Wiktionary:
- Trick → truc
- Trick → kunstgreep, strategie, tactiek

German

Detailed Translations for Trick from German to Dutch

Trick:

Trick [der ~] nomen

der Trick (Geschicklichkeit; Kunst; Künste; Kniff; Gewandtheit; Geschicktheit; Wissen; Tüchtigkeit; Sachverstand; Kenntnis; Fertigkeit; Gelehrtheit)
de kunst; de handigheid; de truc; de toer; de kneep
- kunst [de ~ (v)] nomen
- handigheid [de ~ (v)] nomen
- truc [de ~ (m)] nomen
- toer [de ~ (m)] nomen
- kneep [de ~] nomen
der Trick (Kniff; Kunstgriff)
het kunstje; het foefje; de truc; de kneep; het kneepje; het maniertje
- kunstje [het ~] nomen
- foefje [het ~] nomen
- truc [de ~ (m)] nomen
- kneep [de ~] nomen
- kneepje [het ~] nomen
- maniertje [het ~] nomen
der Trick (Kniff)
de truc; de trucage
- truc [de ~ (m)] nomen
- trucage [de ~ (v)] nomen
der Trick (Handgriff; Griff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel)
het handvat; de greep; de handel; de hendel; de handgreep
- handvat [het ~] nomen
- greep [de ~ (m)] nomen
- handel [de ~ (m)] nomen
- hendel [de ~ (m)] nomen
- handgreep [de ~ (m)] nomen
der Trick (Kunstgriff; Behendigkeit; Kniff; Ausflug)
de kunst; de behendigheid; de truc; de handigheid; het kunstje; de kunstgreep
- kunst [de ~ (v)] nomen
- behendigheid [de ~ (v)] nomen
- truc [de ~ (m)] nomen
- handigheid [de ~ (v)] nomen
- kunstje [het ~] nomen
- kunstgreep [de ~ (m)] nomen
der Trick (Kniff; Manöver; Kunstgriff)
de manoeuvre; de list; de kunstgreep
- manoeuvre [de ~] nomen
- list [de ~] nomen
- kunstgreep [de ~ (m)] nomen
der Trick (List; Spitzfindigkeit; Kniff; Pfiffigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Dreistigkeit; Schlauheit; Witzigkeit; Gewieftheit)
de list; sluwe streek; de slimheid
- list [de ~] nomen
- sluwe streek [znw.] nomen
- slimheid [de ~ (v)] nomen
der Trick (Kniff; Kunststück; Kunstgriff)
foef
- foef [znw.] nomen
der Trick (falscher Trick)
de valsheid; gemene streek; vuile truc
- valsheid [de ~ (v)] nomen
- gemene streek [znw.] nomen
- vuile truc [znw.] nomen

Translation Matrix for Trick:

Noun	Related Translations	Other Translations
behendigheid	Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick
foef	Kniff; Kunstgriff; Kunststück; Trick
foefje	Kniff; Kunstgriff; Trick
gemene streek	Trick; falscher Trick	Gaunerstreich; Gemeinheit; Hinterlistigkeit; Niederträchtigkeit; Schurkenstreich; Schurkerei; Schweinerei
greep	Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick	Festnehmen; Festpacken; Griff; Handgriff; Henkel; Kolben
handel	Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick	Geschäft; Geschäfte; Geschäftsverkehr; Güterhandel; Handel; Handelsbetrieb; Handelsverkehr; Handelsware; Handeltreiben; Kaufhandel; Kaufware; Kommerzie; Laden
handgreep	Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
handigheid	Ausflug; Behendigkeit; Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Kunstgriff; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen	Gewandtheit
handvat	Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
hendel	Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick	Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Klinke; Krücke
kneep	Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Kunstgriff; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen	Kneifen
kneepje	Kniff; Kunstgriff; Trick
kunst	Ausflug; Behendigkeit; Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Kunstgriff; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen
kunstgreep	Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Manöver; Trick
kunstje	Ausflug; Behendigkeit; Kniff; Kunstgriff; Trick
list	Dreistigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Kniff; Kunstgriff; List; Manöver; Pfiffigkeit; Schlauheit; Spitzfindigkeit; Trick; Witzigkeit
maniertje	Kniff; Kunstgriff; Trick
manoeuvre	Kniff; Kunstgriff; Manöver; Trick	Manöver; Scheingefecht; Scheinkampf
slimheid	Dreistigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Kniff; List; Pfiffigkeit; Schlauheit; Spitzfindigkeit; Trick; Witzigkeit	Gerissenheit; Gewieftheit; Intelligenz; Klugheit; Pfiffigkeit; Verständnis
sluwe streek	Dreistigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Kniff; List; Pfiffigkeit; Schlauheit; Spitzfindigkeit; Trick; Witzigkeit
toer	Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen	Ausfahrt; Ausflug; Bahn; Erkundung; Erkundungsfahrt; Exkurs; Exkursion; Expedition; Fahrt; Fußwanderung; Gastspielreise; Lehrausflug; Leistung; Marsch; Passage; Reise; Ritt; Route; Runde; Rundfahrt; Rundgang; Rundläufe; Rundreise; Schulausflug; Seereise; Spazierfahrt; Spritzfahrt; Studienreise; Tagesausflug; Tagestour; Tour; lästige Arbeit; seine Runde machen; Überfahrt
truc	Ausflug; Behendigkeit; Fertigkeit; Gelehrtheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Kenntnis; Kniff; Kunst; Kunstgriff; Künste; Sachverstand; Trick; Tüchtigkeit; Wissen
trucage	Kniff; Trick
valsheid	Trick; falscher Trick	Falschheit; Fälschung; Gaukelei; Gemeinheit; Hinterlistigkeit; Irreführung; Lügenhaftigkeit; Schummelei; Schurkerei; Schwindelei; Täuschung; Tücke; Unechtheit; Unnatürlichkeit; Verlogenheit
vuile truc	Trick; falscher Trick
Not Specified	Related Translations	Other Translations
greep		Ziehpunkt

Synonyms for "Trick":

Kabinettstück; Kniff; Volte; Winkelzug
Finte; Hinterlist; List; Streich; Tücke; Aktion; Handlung; Operation; Tat

Wiktionary Translations for Trick:

Trick

noun

ein Kunstgriff am Rande von Sitte, Rechtschaffenheit und Legalität
- Trick → truc

Trick

noun

een handeling om op een slimme manier een doel te bereiken
- truc → Trick

Cross Translation:

From	To	Via
• Trick	→ kunstgreep; strategie; tactiek	↔ ploy — strategy, tactic

Related Translations for Trick

Remove Ads

German and Dutch Search Results for: Trick

Detailed Translations for Trick from German to Dutch

Trick:

Trick [der ~] nomen

der Trick (Geschicklichkeit; Kunst; Künste; Kniff; Gewandtheit; Geschicktheit; Wissen; Tüchtigkeit; Sachverstand; Kenntnis; Fertigkeit; Gelehrtheit)

der Trick (Kniff; Kunstgriff)

der Trick (Kniff)

der Trick (Handgriff; Griff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel)

der Trick (Kunstgriff; Behendigkeit; Kniff; Ausflug)

der Trick (Kniff; Manöver; Kunstgriff)

der Trick (List; Spitzfindigkeit; Kniff; Pfiffigkeit; Gerissenheit; Gewandtheit; Dreistigkeit; Schlauheit; Witzigkeit; Gewieftheit)

der Trick (Kniff; Kunststück; Kunstgriff)

der Trick (falscher Trick)

Translation Matrix for Trick:

Synonyms for "Trick":

Wiktionary Translations for Trick:

Related Translations for Trick