Interglot - Begrenzung: German and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

German to Dutch: more detail...

Begrenzung:
- beperking; restrictie; grens; begrenzing; limiet; afscherming; afrastering
Wiktionary:
- Begrenzung → beperking
- Begrenzung → grens, perk

German

Detailed Translations for Begrenzung from German to Dutch

die Begrenzung (Einschränkung; Beschränkung; Restriktion; Vorbehalt; Limit)
de beperking; de restrictie
- beperking [de ~ (v)] nomen
- restrictie [de ~ (v)] nomen
die Begrenzung (Limit; Beschränkung)
de grens; de begrenzing; de limiet
- grens [de ~] nomen
- begrenzing [de ~ (v)] nomen
- limiet [de ~] nomen
die Begrenzung (Abzaunung)
de afscherming; de afrastering; de begrenzing
- afscherming [de ~ (v)] nomen
- afrastering [de ~ (v)] nomen
- begrenzing [de ~ (v)] nomen
die Begrenzung (Grenze)
de grens
- grens [de ~] nomen

Begrenzung

noun

iets dat ervoor zorgt dat de mogelijkheden beperkt worden
- beperking → Begrenzung

Cross Translation:

From	To	Via
• Begrenzung	→ grens; perk	↔ limite — restriction ; point réel fini au-delà duquel on ne doit pas aller.

Noun	Related Translations	Other Translations
afrastering	Abzaunung; Begrenzung	vergitterung
afscherming	Abzaunung; Begrenzung
begrenzing	Abzaunung; Begrenzung; Beschränkung; Limit
beperking	Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Limit; Restriktion; Vorbehalt	Bedingung; Einschränkung; Forderung; Klausel; Kondition; Kriterium; Maßstab; Voraussetzung; Vorbehalt; begrenzte Eigenschaft; begrenzte Eigenschaft von Ressourcen
grens	Begrenzung; Beschränkung; Grenze; Limit	Grenze; Grenzlinie; Grenzstelle; Grenzwert; Limit; Äußerste
limiet	Begrenzung; Beschränkung; Limit	Grenze; Grenzwert; Limit; Äußerste
restrictie	Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Limit; Restriktion; Vorbehalt	Bedingung; Voraussetzung; Vorbehalt