Summary
German to Dutch: more detail...
-
Dommel:
-
Wiktionary:
Dommel → roerdomp
-
Wiktionary:
Dutch to German: more detail...
- dommel:
- dommelen:
Dutch
Detailed Translations for Dommel from Dutch to German
Dommel form of dommel:
-
de dommel
Translation Matrix for dommel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Nickerchen | dommel | dutje; dutten; gedut; hazenslaap; hazenslaapje; middagdutje; middagslaapje; siësta; soes; tukje; uiltje |
Related Words for "dommel":
dommelen:
-
dommelen (sluimeren; doezelen; soezen; dutten)
dösen; ein Nickerchen machen-
ein Nickerchen machen verb (mache ein Nickerchen, machst ein Nickerchen, macht ein Nickerchen, machte ein Nickerchen, machtet ein Nickerchen, ein Nickerchen gemacht)
Conjugations for dommelen:
o.t.t.
- dommel
- dommelt
- dommelt
- dommelen
- dommelen
- dommelen
o.v.t.
- dommelde
- dommelde
- dommelde
- dommelden
- dommelden
- dommelden
v.t.t.
- heb gedommeld
- hebt gedommeld
- heeft gedommeld
- hebben gedommeld
- hebben gedommeld
- hebben gedommeld
v.v.t.
- had gedommeld
- had gedommeld
- had gedommeld
- hadden gedommeld
- hadden gedommeld
- hadden gedommeld
o.t.t.t.
- zal dommelen
- zult dommelen
- zal dommelen
- zullen dommelen
- zullen dommelen
- zullen dommelen
o.v.t.t.
- zou dommelen
- zou dommelen
- zou dommelen
- zouden dommelen
- zouden dommelen
- zouden dommelen
diversen
- dommel!
- dommelt!
- gedommeld
- dommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dommelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Dösen | doezelen; dommelen; gedoezel; gedommel; gesoes; soezen | dutten; gedachteloos zijn; gedut; gesuf; suffen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dösen | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen | dutten; een dutje doen; gedachteloos zijn; sluimeren; suffen; verborgen aanwezig zijn |
ein Nickerchen machen | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen | sluimeren; verborgen aanwezig zijn |