Summary
German to Dutch: more detail...
-
reinlegen:
-
Wiktionary:
reinlegen → bedriegen, te slim af zijn, verschalken -
Synonyms for "reinlegen":
auf die falsche Fährte locken; derblecken; düpieren; hinters Licht führen; hinwegtäuschen; irreführen; irreleiten; täuschen; verarschen; verkaspern; veräppeln; austauschen; verständigen; kommunizieren
abträglich; auflaufen lassen; Schaden zufügen; schädigen; Verlust zufügen; zufügen
austricksen; überlisten; blenden; bluffen; trügen; täuschen
-
Wiktionary:
German
Detailed Translations for reinlegen from German to Dutch
reinlegen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- rein: net; schoon; kuis; netjes; zuiver; gereinigd; gekuist; onschuldig; vlekkeloos; rein; onbevlekt; natuurlijk; ongedwongen; ongekunsteld; pure; zuivere; louter; openlijk; cru; onomwonden; onverbloemd; rechttoe rechtaan; onverholen; zedig gemaakt; puur; onaangetast; onvermengd; onverzwakt; gaaf; ongerept; maagdelijk; onaangeraakt; virginaal; proper; zindelijk; ronduit; hygiënisch; regelrecht; gewoonweg; ongebruikt; onaangeroerd; ongeopend; rechttoe; onversneden; klinkklaar; onbesmet; onaangebroken
- legen: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; onderuit halen
- Legen: leg
reinlegen:
Synonyms for "reinlegen":
Wiktionary Translations for reinlegen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reinlegen | → bedriegen | ↔ con — to trick or defraud, usually for personal gain |
• reinlegen | → te slim af zijn; verschalken | ↔ duper — Prendre pour dupe, tromper. |
Dutch