Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Greis

German and Dutch Search Results for: Greis

Summary

German to Dutch: more detail...

greis:
- grijs; grauwkleurig
Greis:
- grijsaard; grijskop; bejaardheid; ouder dan 65 jaar zijn
Wiktionary:
- Greis → grijsaard
- Greis → oude, bejaarde, oude man

German

Detailed Translations for Greis from German to Dutch

greis:

greis adj

greis (graufarbig; grau; finster; dumpf; farblos; falb; dumpfig; düster; flau; glanzlos)
grijs; grauwkleurig
- grijs adj
- grauwkleurig adj

Translation Matrix for greis:

Adjective	Related Translations	Other Translations
grijs	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis	grauhaarig
Modifier	Related Translations	Other Translations
grauwkleurig	dumpf; dumpfig; düster; falb; farblos; finster; flau; glanzlos; grau; graufarbig; greis

Greis:

Greis [der ~] nomen

der Greis
de grijsaard; de grijskop
- grijsaard [de ~ (m)] nomen
- grijskop [de ~ (m)] nomen
der Greis (Alter; Greisin)
bejaardheid; ouder dan 65 jaar zijn
- bejaardheid [znw.] nomen
- ouder dan 65 jaar zijn [znw.] nomen

Translation Matrix for Greis:

Noun	Related Translations	Other Translations
bejaardheid	Alter; Greis; Greisin
grijsaard	Greis
grijskop	Greis
ouder dan 65 jaar zijn	Alter; Greis; Greisin

Wiktionary Translations for Greis:

Greis

noun

oude man
- grijsaard → Greis

Cross Translation:

From	To	Via
• Greis	→ oude	↔ geezer — an old person
• Greis	→ bejaarde; oude man	↔ vieillard — homme d’un âge avancé.