Summary
German to Dutch: more detail...
- Insolvenz:
-
Wiktionary:
- Insolvenz → insolventie, faillissement, bankroet, deconfiture
German
Detailed Translations for Insolvenz from German to Dutch
Insolvenz:
-
die Insolvenz (Zahlungsunfähigkeit)
Translation Matrix for Insolvenz:
Noun | Related Translations | Other Translations |
insolventie | Insolvenz; Zahlungsunfähigkeit | |
onvermogen | Insolvenz; Zahlungsunfähigkeit | Hilflosigkeit; Kraftlosigkeit; Ohnmacht; Schlaffheit; Schwäche |
Synonyms for "Insolvenz":
Wiktionary Translations for Insolvenz:
Insolvenz
noun
Insolvenz
-
Konsequenz der Zahlungsunfähigkeit
- Insolvenz → insolventie; faillissement
noun
-
de toestand van iemand die, blijkens rechterlijk onderzoek, niet in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen
-
faillissement, bankroet
-
een in de wet geregelde procedure voor een persoon of onderneming die niet (meer) in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen.