Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: kursieren

German and Dutch Search Results for: kursieren

Summary

German to Dutch: more detail...

kursieren:
- Wiktionary:
  kursieren → circuleren
  kursieren → omgaan, rondgaan, circuleren, in omloop zijn, rouleren
- Synonyms for "kursieren":
  in Umlauf sein; umlaufen; zirkulieren

German

Detailed Translations for kursieren from German to Dutch

Spelling Suggestions for: kursieren

kurieren; kassieren; kartieren; kreieren; jurieren; kumulieren; klistieren; kupferen; Kupieren; kandieren

kursieren:

Synonyms for "kursieren":

in Umlauf sein; umlaufen; zirkulieren

Wiktionary Translations for kursieren:

kursieren

verb

in omloop zijn
- circuleren → zirkulieren; kursieren; umlaufen

Cross Translation:

From	To	Via
• kursieren	→ omgaan; rondgaan; circuleren; in omloop zijn; rouleren	↔ circuler — Se mouvoir circulairement.

External Machine Translations:

Dutch

Suggestions for kursieren in Dutch

Spelling Suggestions for: kursieren

kuieren; kunstleren; klieren; kwartieren; kieren; klavieren; kasjmieren; kopiëren

External Machine Translations: