Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Adressat

German and Dutch Search Results for: Adressat

Summary

German to Dutch: more detail...

Adressat:
- bestemming; geadresseerde; ontvanger; recipiënt; hij die ontvangt
Wiktionary:
- Adressat → geadresseerde, ontvanger

German

Detailed Translations for Adressat from German to Dutch

Adressat:

Adressat [der ~] nomen

der Adressat (Empfänger; Schicksal; Los; Geschick; Los des Lebens)
de bestemming; de geadresseerde
- bestemming [de ~ (v)] nomen
- geadresseerde [de ~] nomen
der Adressat (Empfänger)
de ontvanger; de recipiënt
- ontvanger [de ~ (m)] nomen
- recipiënt [de ~ (m)] nomen
der Adressat (Empfänger)
de ontvanger; hij die ontvangt
- ontvanger [de ~ (m)] nomen
- hij die ontvangt [znw.] nomen

Translation Matrix for Adressat:

Noun	Related Translations	Other Translations
bestemming	Adressat; Empfänger; Geschick; Los; Los des Lebens; Schicksal	Bestimmung; Entgültiges Ziel; Reisebestimmung; Reiseziel; Verkehrsraum; Ziel; Zielbahnhof; Zuteilung
geadresseerde	Adressat; Empfänger; Geschick; Los; Los des Lebens; Schicksal
hij die ontvangt	Adressat; Empfänger
ontvanger	Adressat; Empfänger	Empfänger
recipiënt	Adressat; Empfänger

Synonyms for "Adressat":

Auftraggeber; Kunde; Mandant; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ
Abnehmer; Empfänger; Rezipient
Warenempfänger

Wiktionary Translations for Adressat:

Cross Translation:

From	To	Via
• Adressat	→ geadresseerde	↔ addressee — person or organization to which something is addressed or sent
• Adressat	→ geadresseerde; ontvanger	↔ destinataire — Celui, celle qui doit recevoir un message.