Interglot - Aufschwung: German and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

German to Dutch: more detail...

Aufschwung:
- hausse; hoogconjunctuur; bloei; aanzet; animering; prikkel; opwekking; opzwaai
Wiktionary:
- Aufschwung → hoogconjunctuur, hausse, vlucht, het opvliegen, de bloei (fig.)

German

Detailed Translations for Aufschwung from German to Dutch

der Aufschwung (Hochkonjunktur; Zunahme; Wachstum; Wuchs; Blüte; Hausse)
de hausse; de hoogconjunctuur; de bloei
- hausse [de ~ (v)] nomen
- hoogconjunctuur [de ~ (v)] nomen
- bloei [de ~ (m)] nomen
der Aufschwung (Anreiz; Anstoß; Aufstieg; Impuls; Ansporn)
de aanzet; animering; de prikkel; de opwekking
- aanzet [de ~ (m)] nomen
- animering [znw.] nomen
- prikkel [de ~ (m)] nomen
- opwekking [de ~ (v)] nomen
der Aufschwung
opzwaai
- opzwaai [znw.] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
aanzet	Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Impuls	Anreiz; Anstoß; Initiative
animering	Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Impuls	Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstoß; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft
bloei	Aufschwung; Blüte; Hausse; Hochkonjunktur; Wachstum; Wuchs; Zunahme	Blühperiode; Blüte; Blütezeit; Wachstum; Wuchs
hausse	Aufschwung; Blüte; Hausse; Hochkonjunktur; Wachstum; Wuchs; Zunahme
hoogconjunctuur	Aufschwung; Blüte; Hausse; Hochkonjunktur; Wachstum; Wuchs; Zunahme
opwekking	Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Impuls	Anfeuern; Anregen; Anregung; Anreiz; Ansporn; Anspornen; Anspornung; Anstoß; Antreiben; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Reiz; Stimulanz; Triebkraft
opzwaai	Aufschwung
prikkel	Anreiz; Ansporn; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Impuls	Andrang; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anregung; Anreiz; Anreizen; Ansporn; Anspornen; Anstoß; Anstoßen; Antreiben; Einfall; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Laune; Reiz; Stimulanz; Triebkraft

Cross Translation:

From	To	Via
• Aufschwung	→ hoogconjunctuur; hausse	↔ boom — period of prosperity
• Aufschwung	→ vlucht; het opvliegen; de bloei (fig.)	↔ essor — action de l’oiseau qui s’élance pour prendre son vol.