Interglot - Dokument: German and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

German to Dutch: more detail...

Dokument:
- tekst; geschrevene; schriftuur; geschreven stuk; document; script; geschrift; bewijsstuk; papier; akte; officieel stuk; acte; universiteitsdiploma; bul; bericht
Wiktionary:
- Dokument → document
- Dokument → document, werk, eindwerk, akte, bedrijf, bescheid, papier, schriftuur, stuk, kamer, lokaal, vertrek, bonk, brok, eindje, stukje, homp

German

Detailed Translations for Dokument from German to Dutch

Dokument (Geschriebene; Schriftstück)
de tekst; geschrevene; de schriftuur
- tekst [de ~ (m)] nomen
- geschrevene [znw.] nomen
- schriftuur [de ~ (v)] nomen
Dokument (Schriftstück; Text)
geschreven stuk; het document; het script; het geschrift; de schriftuur
- geschreven stuk [znw.] nomen
- document [het ~] nomen
- script [het ~] nomen
- geschrift [het ~] nomen
- schriftuur [de ~ (v)] nomen
Dokument (Beweisstück; Schriftstück)
het bewijsstuk; het papier
- bewijsstuk [het ~] nomen
- papier [het ~] nomen
Dokument (Schriftstück; Urkunde)
de akte; officieel stuk
- akte [de ~] nomen
- officieel stuk [znw.] nomen
Dokument (Schriftstück; Vertrag; Akte; Schein; Zeugnis; Diplom; Lizenz)
de akte; het bewijsstuk; acte
- akte [de ~] nomen
- bewijsstuk [het ~] nomen
- acte [znw.] nomen
Dokument (Universitätsdiplom; Diplom; Zeugnis; Urkunde)
universiteitsdiploma; de bul
- universiteitsdiploma [znw.] nomen
- bul [de ~ (m)] nomen
Dokument
het document
- document [het ~] nomen
Dokument (Nachricht)
het bericht; het document
- bericht [het ~] nomen
- document [het ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
acte	Akte; Diplom; Dokument; Lizenz; Schein; Schriftstück; Vertrag; Zeugnis
akte	Akte; Diplom; Dokument; Lizenz; Schein; Schriftstück; Urkunde; Vertrag; Zeugnis
bericht	Dokument; Nachricht	Ankündigung; Ansprache; Artikel; Beitrag; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Benachrichtigung; Bericht; Blatt; Botschaft; Erwähnung; Illustrierte; Journal; Lesung; Magazin; Meldung; Mitteilung; Monatsheft; Monatsschrift; Nachricht; Neuigkeit; Referat; Verlautbarung; Verzeichnung; Vorlesung; Vortrag; Wochenblatt; Zeitschrift
bewijsstuk	Akte; Beweisstück; Diplom; Dokument; Lizenz; Schein; Schriftstück; Vertrag; Zeugnis	Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück
bul	Diplom; Dokument; Universitätsdiplom; Urkunde; Zeugnis
document	Dokument; Nachricht; Schriftstück; Text	Beleg
geschreven stuk	Dokument; Schriftstück; Text
geschrevene	Dokument; Geschriebene; Schriftstück	Geschriebene
geschrift	Dokument; Schriftstück; Text
officieel stuk	Dokument; Schriftstück; Urkunde
papier	Beweisstück; Dokument; Schriftstück	Papier
schriftuur	Dokument; Geschriebene; Schriftstück; Text
script	Dokument; Schriftstück; Text	Skript
tekst	Dokument; Geschriebene; Schriftstück
universiteitsdiploma	Diplom; Dokument; Universitätsdiplom; Urkunde; Zeugnis

Dokument

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Dokument	→ document	↔ document — original or official paper
• Dokument	→ document; werk; eindwerk	↔ paper — written document shorter than a book
• Dokument	→ akte; document; bedrijf; bescheid; papier; schriftuur; stuk	↔ document — écrit qui sert de preuve ou de renseignement.
• Dokument	→ akte; document; bedrijf; kamer; lokaal; vertrek; bonk; brok; eindje; stukje; homp	↔ pièce — partie, portion, morceau d’un tout.