Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Camper

German and Dutch Search Results for: Camper

Summary

German to Dutch: more detail...

Camper:
- kampeerwagen; camper; kampeerbus; kampeerauto
Wiktionary:
- Camper → kampeerder

Dutch to German: more detail...

camper:
- Wohnmobil; Camper; Wohnwagen; Campingbus

German

Detailed Translations for Camper from German to Dutch

Camper:

Camper [der ~] nomen

der Camper (Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen)
de kampeerwagen; de camper; de kampeerbus; de kampeerauto
- kampeerwagen [de ~ (m)] nomen
- camper [de ~ (m)] nomen
- kampeerbus [de ~] nomen
- kampeerauto [de ~ (m)] nomen

Translation Matrix for Camper:

Noun	Related Translations	Other Translations
camper	Camper; Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen
kampeerauto	Camper; Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen
kampeerbus	Camper; Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen
kampeerwagen	Camper; Campingbus; Wohnmobil; Wohnwagen

Synonyms for "Camper":

Zeltbewohner; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary Translations for Camper:

Camper

noun

iemand die, gewoonlijk tijdens de vakantie, in een tent bivakkeert
- kampeerder → Camper

Dutch

Detailed Translations for Camper from Dutch to German

camper:

camper [de ~ (m)] nomen

de camper (kampeerauto; kampeerwagen; kampeerbus)
Wohnmobil; der Camper; der Wohnwagen; der Campingbus
- Wohnmobil [das ~] nomen
- Camper [der ~] nomen
- Wohnwagen [der ~] nomen
- Campingbus [der ~] nomen

Translation Matrix for camper:

Noun	Related Translations	Other Translations
Camper	camper; kampeerauto; kampeerbus; kampeerwagen
Campingbus	camper; kampeerauto; kampeerbus; kampeerwagen
Wohnmobil	camper; kampeerauto; kampeerbus; kampeerwagen
Wohnwagen	camper; kampeerauto; kampeerbus; kampeerwagen	caravan; caravans; kampeerbusje; stacaravan; woonwagen

Related Words for "camper":

campers