German
Detailed Translations for rechtmachen from German to Dutch
rechtmachen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- recht: rechts; eerlijk; fair; rechtaan; precies goed
- machen: maken; scheppen; in het leven roepen; produceren; vervaardigen; voortbrengen; fabriceren; functioneren
- Recht: gelijk; recht; gerechtigheid; gewoonterecht; bezit; goederen; eigendom; bezittingen; have; rechtvaardigheid; eigenschap van rechtvaardigheid; bevoegdheid
- rechen: aanharken; harken; bijeenharken
Wiktionary Translations for rechtmachen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rechtmachen | → bevallen; behagen | ↔ please — to make happy or satisfy |