Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: Erlebnis

German and Dutch Search Results for: Erlebnis

Summary

German to Dutch: more detail...

Erlebnis:
- ervaring; meemaken van een gebeurtenis; belevenis; ondervinden; ondervinding
Wiktionary:
- Erlebnis → belevenis, ervaring
- Erlebnis → ervaring, ondervinding, beleving, belevenis

German

Detailed Translations for Erlebnis from German to Dutch

Erlebnis:

Erlebnis [das ~] nomen

Erlebnis (Erfahrung)
de ervaring; meemaken van een gebeurtenis
- ervaring [de ~ (v)] nomen
- meemaken van een gebeurtenis [znw.] nomen
Erlebnis (Erleben)
de belevenis
- belevenis [de ~ (v)] nomen
Erlebnis (Erkenntnis; Erfahrung)
ondervinden; de ondervinding
- ondervinden [znw.] nomen
- ondervinding [de ~ (v)] nomen

Translation Matrix for Erlebnis:

Noun	Related Translations	Other Translations
belevenis	Erleben; Erlebnis
ervaring	Erfahrung; Erlebnis	Erfahrung; Geübtheit; Praxis; Routine
meemaken van een gebeurtenis	Erfahrung; Erlebnis
ondervinden	Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis
ondervinding	Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis
Verb	Related Translations	Other Translations
ondervinden		durchmachen; erfahren; erleben; feststellen; merken; wahrnehmen

Synonyms for "Erlebnis":

Erfahrung; Erleben

Wiktionary Translations for Erlebnis:

Erlebnis

noun

ein bemerkenswertes Ereignis, das jemand erfahren hat
- Erlebnis → belevenis

Erlebnis

noun

een vorm van kennis
- ervaring → Erfahrung; Erlebnis

Cross Translation:

From	To	Via
• Erlebnis	→ ervaring; ondervinding; beleving; belevenis	↔ experience — event(s) of which one is cognizant
• Erlebnis	→ ervaring	↔ experience — activity which one has performed
• Erlebnis	→ ervaring	↔ experience — collection of events and/or activities from which an individual or group may gather knowledge
• Erlebnis	→ ervaring	↔ expérience — Situation vécue considérée comme exceptionnelle ou marquante.