Summary


German

Detailed Translations for klingen from German to Dutch

klingen:

klingen verb (klinge, klingst, klingt, klingte, klingtet, geklingt)

  1. klingen (läuten)
    klinken; klank voortbrengen
    luiden
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    • luiden verb (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)
      • de klok luidt1
  2. klingen (klirren; klappern; rasseln; )
    rammelen; kletteren
    • rammelen verb (rammel, rammelt, rammelde, rammelden, gerammeld)
    • kletteren verb (kletter, klettert, kletterde, kletterden, gekletterd)

Conjugations for klingen:

Präsens
  1. klinge
  2. klingst
  3. klingt
  4. klingen
  5. klingt
  6. klingen
Imperfekt
  1. klingte
  2. klingtest
  3. klingte
  4. klingten
  5. klingtet
  6. klingten
Perfekt
  1. habe geklingt
  2. hast geklingt
  3. hat geklingt
  4. haben geklingt
  5. habt geklingt
  6. haben geklingt
1. Konjunktiv [1]
  1. klinge
  2. klingest
  3. klinge
  4. klingen
  5. klinget
  6. klingen
2. Konjunktiv
  1. klingte
  2. klingtest
  3. klingte
  4. klingten
  5. klingtet
  6. klingten
Futur 1
  1. werde klingen
  2. wirst klingen
  3. wird klingen
  4. werden klingen
  5. werdet klingen
  6. werden klingen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde klingen
  2. würdest klingen
  3. würde klingen
  4. würden klingen
  5. würdet klingen
  6. würden klingen
Diverses
  1. kling!
  2. klingt!
  3. klingen Sie!
  4. geklingt
  5. klingend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for klingen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
klank voortbrengen klingen; läuten
kletteren hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln
klinken klingen; läuten Nägel einschlagen; annageln; einhämmern; festklammern; festnageln; hämmern; klammern; nageln; schlagen; tischlern
luiden klingen; läuten bimmeln; bumsen; glockenläuten; hämmern; klingeln; klöppeln; läuten; schellen
rammelen hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln Hunger haben; rumoren

Synonyms for "klingen":


Wiktionary Translations for klingen:

klingen
verb
  1. een bepaalde klank voortbrengen
  2. het weerklinken van het geluid van een klok

Cross Translation:
FromToVia
klingen klinken; luiden ring — of something spoken or written, to appear to be, to seem, to sound
klingen klinken; geluid maken; toon voortbrengen sound — to produce a sound
klingen bellen; aanbellen; luiden; schellen; aflopen; beieren; galmen; kleppen; schalmen; overgaan; gaan; klinken; slaan sonnerrendre un son.
klingen kletteren; klingelen; rinkelen; tingelen; aflopen; beieren; galmen; kleppen; luiden; schalmen; overgaan tinterfaire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

Klingen:

Klingen [das ~] nomen

  1. Klingen
    geklink

Translation Matrix for Klingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
geklink Klingen

Related Translations for klingen



Dutch

Detailed Translations for klingen from Dutch to German

kling:

kling [de ~] nomen

  1. de kling (kling van een zwaard; lemmet)
    Blatt; die Klinge; die Schneide; Eisen

Translation Matrix for kling:

NounRelated TranslationsOther Translations
Blatt kling; kling van een zwaard; lemmet bericht; blaadje; blad; bladknooppunt; boomblad; maandblad; magazine; periodiek; tijdschrift; tijdspiegel; vel; weekblad; werkblad
Eisen kling; kling van een zwaard; lemmet Ferro; ijzer
Klinge kling; kling van een zwaard; lemmet brede degen; lange puntige degen; rapier; zwaard
Schneide kling; kling van een zwaard; lemmet inkeping; insnijding; jaap; lange puntige degen; rapier; snede; snee; snijwond

Related Words for "kling":

  • klingen

Wiktionary Translations for kling:


Cross Translation:
FromToVia
kling Klinge edge — thin cutting side of the blade of an instrument
kling Klinge lame — Fer d’outil ou d’arme