Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: brausen

German and Dutch Search Results for: brausen

Summary

German to Dutch: more detail...

Brausen:
- bruisen; gebubbel; borrelen; geborrel
Wiktionary:
- brausen → borrelen, koken, op het kookpunt zijn, zieden, manen, aanmanen, aansporen, berispen, een standje geven, uitkafferen, beknorren, terechtwijzen, verwijten, brullen, bulderen, daveren, loeien, dreigen, bedreigen

German

Detailed Translations for brausen from German to Dutch

brausen:

Synonyms for "brausen":

donnern; dröhnen
brettern; donnern; fegen; heizen; rasen; rauschen; schnell fahren

Wiktionary Translations for brausen:

Cross Translation:

From	To	Via
• brausen	→ borrelen; koken; op het kookpunt zijn; zieden	↔ bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface.
• brausen	→ manen; aanmanen; aansporen; berispen; een standje geven; uitkafferen; beknorren; terechtwijzen; verwijten; brullen; bulderen; daveren; loeien; dreigen; bedreigen	↔ gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.

Brausen:

Brausen [das ~] nomen

Brausen (Sprudeln)
bruisen; gebubbel; borrelen; het geborrel
- bruisen [znw.] nomen
- gebubbel [znw.] nomen
- borrelen [znw.] nomen
- geborrel [het ~] nomen

Translation Matrix for Brausen:

Noun	Related Translations	Other Translations
borrelen	Brausen; Sprudeln	Stunde in der man Schnaps trinkt; Trinken; einen Schnaps zu sich nehmen
bruisen	Brausen; Sprudeln
geborrel	Brausen; Sprudeln	Sprudelen; Stunde in der man Schnaps trinkt; Trinken; einen Schnaps zu sich nehmen
gebubbel	Brausen; Sprudeln
Verb	Related Translations	Other Translations
borrelen		Schnapstrinken; quellen; saufen; sich besaufen; sprudeln

Synonyms for "Brausen":

Donner; Dröhnen

Related Translations for brausen

brausen um