Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: zetern

German and Dutch Search Results for: zetern

Summary

German to Dutch: more detail...

zetern:
- Wiktionary:
  zetern → kijven
  zetern → blèren, brullen, bulderen, gillen, uitbrullen
- Synonyms for "zetern":
  heulen; jammern; lamentieren; meckern; mäkeln; nörgeln; raunzen; wehklagen
  fluchen; motzen; schimpfen; schnauzen; Unmut äußern; Zorn äußern
  geifern; keifen; poltern; wettern

German

Detailed Translations for zetern from German to Dutch

Spelling Suggestions for: zetern

zelten; zinnern; zittern; zeugten; Zittern; zögern; zügern; Zypern; zuckern; zaubern

zetern:

Synonyms for "zetern":

heulen; jammern; lamentieren; meckern; mäkeln; nörgeln; raunzen; wehklagen
fluchen; motzen; schimpfen; schnauzen; Unmut äußern; Zorn äußern
geifern; keifen; poltern; wettern

Wiktionary Translations for zetern:

zetern

verb

ruzie maken, een woordenstrijd hebben
- kijven → keifen; zetern

Cross Translation:

From	To	Via
• zetern	→ blèren; brullen; bulderen; gillen; uitbrullen	↔ clamer — manifester son opinion par des termes violents, par des cris.

External Machine Translations:

Dutch

Suggestions for zetern in Dutch

Spelling Suggestions for: zetern

zegen; zeken; zeven; zet in; zetel; zemen; zetelt; zetelen; zetten; zeden

External Machine Translations: