Interglot - "Bursche" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Bursche:
- jongeman; jonge knaap; jongeling; knakker; man; knul; vent; gozer; kerel; gast; baasje; klein kereltje
Wiktionary:
- Bursche → joch, jochie, jongen, knaap, gozer
- Bursche → jongens, kerel, bediende, dienaar, knecht, dienares, dienstmeisje, meid, dienstbode, dienstmaagd, huisdier

German

Detailed Translations for Bursche from German to Dutch

der Bursche (Jüngling; jungeMann; Junker)
de jongeman; jonge knaap; de jongeling
- jongeman [de ~ (m)] nomen
- jonge knaap [znw.] nomen
- jongeling [de ~ (m)] nomen
der Bursche (Kerl; Mann; Kerlchen; Bruder; Geselle)
de knakker; de man; de knul; de vent; de gozer; de kerel; de gast
- knakker [de ~ (m)] nomen
- man [de ~ (m)] nomen
- knul [de ~ (m)] nomen
- vent [de ~ (m)] nomen
- gozer [de ~ (m)] nomen
- kerel [de ~ (m)] nomen
- gast [de ~ (m)] nomen
der Bursche (Bube; Knirps; Kerlchen)
het baasje; het klein kereltje
- baasje [het ~] nomen
- klein kereltje [het ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
baasje	Bube; Bursche; Kerlchen; Knirps
gast	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Besuch; Besucher; Eingeladene; Gast; Gäste; Hausgast; Logiergast; Stammgast; Tischgast
gozer	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Kerl; Mann; Typ
jonge knaap	Bursche; Junker; Jüngling; jungeMann
jongeling	Bursche; Junker; Jüngling; jungeMann
jongeman	Bursche; Junker; Jüngling; jungeMann	Adoleszent
kerel	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Typ; Weib; männliche Person
klein kereltje	Bube; Bursche; Kerlchen; Knirps
knakker	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Kerl; Mann; Typ
knul	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Kerl; Mann; Typ
man	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Ehegatte; Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Lebenspartner; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person
vent	Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann	Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Herr; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Subjekt; Teilhaber; Typ; Weib; männliche Person

Bursche

noun

Bursche

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Bursche	→ jongens; kerel	↔ boy — male of any age, used as a friendly diminutive
• Bursche	→ bediende; dienaar; knecht; dienares; dienstmeisje; meid; dienstbode; dienstmaagd; huisdier	↔ domestique — personnel d'intérieur assurant le service et les travaux ménagers.
• Bursche	→ bediende; dienaar; knecht	↔ serviteur — Celui qui est au service d’une personne ou d’une collectivité.