Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Dienstfertigkeit

Translate Dienstfertigkeit from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Dienstfertigkeit:
- dienstbaarheid; gedienstigheid; dienstvaardigheid; behulpzaamheid; hulpvaardigheid; dienstwilligheid; voorkomendheid; gedienstige handeling; dienst

German

Detailed Translations for Dienstfertigkeit from German to Dutch

Dienstfertigkeit:

Dienstfertigkeit [die ~] nomen

die Dienstfertigkeit (Hilfsbereitschaft)
de dienstbaarheid; de gedienstigheid; de dienstvaardigheid
- dienstbaarheid [de ~ (v)] nomen
- gedienstigheid [de ~ (v)] nomen
- dienstvaardigheid [de ~ (v)] nomen
die Dienstfertigkeit (Hilfsbereitschaft; Dienstbereitschaft)
de behulpzaamheid; de hulpvaardigheid; dienstwilligheid
- behulpzaamheid [de ~ (v)] nomen
- hulpvaardigheid [de ~ (v)] nomen
- dienstwilligheid [znw.] nomen
die Dienstfertigkeit (Zuvorkommendheit; Dienstbereitschaft; Dienstbarkeit; Gefügigkeit; Gefälligkeit; Entgegenkommen; Anspruchslosigkeit; Wohlwollen; Gehorsam; Folgsamkeit; Bescheidenheit; Genügsamkeit)
de voorkomendheid; gedienstige handeling; de dienst; de gedienstigheid
- voorkomendheid [de ~ (v)] nomen
- gedienstige handeling [znw.] nomen
- dienst [de ~ (m)] nomen
- gedienstigheid [de ~ (v)] nomen

Translation Matrix for Dienstfertigkeit:

Noun	Related Translations	Other Translations
behulpzaamheid	Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Hilfsbereitschaft
dienst	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit	Dienst; Dienstpflicht; Dienststelle; Gefälligkeit; Gottesdienst; Gunst; Institut; Messe; Schenkung; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Zuwendung
dienstbaarheid	Dienstfertigkeit; Hilfsbereitschaft
dienstvaardigheid	Dienstfertigkeit; Hilfsbereitschaft
dienstwilligheid	Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Hilfsbereitschaft
gedienstige handeling	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit
gedienstigheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Hilfsbereitschaft; Wohlwollen; Zuvorkommendheit
hulpvaardigheid	Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Hilfsbereitschaft
voorkomendheid	Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Wohlwollen; Zuvorkommendheit