Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Dimension:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Dimension from German to Dutch

Dimension:

Dimension [die ~] nomen

  1. die Dimension (Größe; Ausmaß; Format; )
    de dimensie
    – afmeting 1
    • dimensie [de ~ (v)] nomen
      • de doos heeft drie dimensies: lengte, breedte en hoogte1
    de omvang; de grootte; het formaat
    de maat; de mate
    – hoe groot het is 1
    • maat [de ~ (m)] nomen
      • welke maat schoenen heb je?1
    • mate [de ~] nomen
      • in zekere mate heeft hij gelijk1
    de afmeting
    – hoe lang, breed of hoog het is 1
    • afmeting [de ~ (v)] nomen
      • heb je de afmetingen van die kast opgeschreven?1
  2. die Dimension
    de dimensie

Translation Matrix for Dimension:

NounRelated TranslationsOther Translations
afmeting Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Format; Größe Abmessung; Abschnitt
dimensie Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Format; Größe
formaat Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Format; Größe
grootte Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Format; Größe
maat Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Format; Größe Abmessung; Abschnitt; Freund; Freundin; Gefährte; Genosse; Genossin; Geselle; Kamerad; Kameradin; Kompagnon; Kumpel; Macker; Mitinhaber; Teihaber; Vertraute
mate Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Format; Größe Grad; Gradation; Maß; Quantität; Skala
omvang Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Dimension; Format; Größe Viewportgröße

Synonyms for "Dimension":


Wiktionary Translations for Dimension:

Dimension
noun
  1. afmeting in een bepaalde richting
  2. parameter van een wiskundige ruimte
  3. categorie waarin een fysische grootheid valt

Cross Translation:
FromToVia
Dimension dimensie; afmeting dimension — measure of spatial extent
Dimension dimensie dimension — in physics
Dimension bestek; uitgebreidheid; grootte; omvang ampleurcaractère de ce qui est ample.
Dimension coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.