Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Einbruch

Translate Einbruch from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Einbruch:
- inbraak; braak; kraak; aantasting; inbreuk; schending; schennis; inzakking
Wiktionary:
- Einbruch → inbraak

German

Detailed Translations for Einbruch from German to Dutch

Einbruch:

Einbruch [der ~] nomen

der Einbruch
de inbraak; de braak; de kraak
- inbraak [de ~] nomen
- braak [de ~] nomen
- kraak [de ~ (m)] nomen
der Einbruch
de aantasting; de inbreuk; de schending; de schennis
- aantasting [de ~ (v)] nomen
- inbreuk [de ~] nomen
- schending [de ~ (v)] nomen
- schennis [de ~ (v)] nomen
der Einbruch (Einsturz; Zusammenbruch; Zusammensturz)
de inzakking
- inzakking [de ~ (v)] nomen

Translation Matrix for Einbruch:

Noun	Related Translations	Other Translations
aantasting	Einbruch
braak	Einbruch
inbraak	Einbruch
inbreuk	Einbruch
inzakking	Einbruch; Einsturz; Zusammenbruch; Zusammensturz
kraak	Einbruch	Besetzer; Hausbesetzer
schending	Einbruch
schennis	Einbruch

Wiktionary Translations for Einbruch:

Cross Translation:

From	To	Via
• Einbruch	→ inbraak	↔ break-in — the act of entering with the intent to steal
• Einbruch	→ inbraak	↔ burglary — the crime of breaking into
• Einbruch	→ inbraak	↔ cambriolage — Action de cambrioler ou résultat

External Machine Translations: