German

Detailed Translations for Flüchtling from German to Dutch

Flüchtling:

Flüchtling [der ~] nomen

  1. der Flüchtling (Asylbewerber)
    de vluchteling; de asielzoeker; de uitgewekene
  2. der Flüchtling (Asylbewerber)
    de refugié; de vluchteling
  3. der Flüchtling (Flüchtlinge)
    de vluchtelinge
  4. der Flüchtling (Verbannte; Heimatlose)
    de balling; de banneling; verstotene
  5. der Flüchtling (Staatenlose; Heimatlose; Heimatvertriebene)
    staatloze; de ontheemde
  6. der Flüchtling
    de vluchteling

Translation Matrix for Flüchtling:

NounRelated TranslationsOther Translations
asielzoeker Asylbewerber; Flüchtling
balling Flüchtling; Heimatlose; Verbannte
banneling Flüchtling; Heimatlose; Verbannte
ontheemde Flüchtling; Heimatlose; Heimatvertriebene; Staatenlose
refugié Asylbewerber; Flüchtling
staatloze Flüchtling; Heimatlose; Heimatvertriebene; Staatenlose Staatenloser
uitgewekene Asylbewerber; Flüchtling
verstotene Flüchtling; Heimatlose; Verbannte
vluchteling Asylbewerber; Flüchtling
vluchtelinge Flüchtling; Flüchtlinge

Synonyms for "Flüchtling":


Wiktionary Translations for Flüchtling:


Cross Translation:
FromToVia
Flüchtling voortvluchtige; vluchtelinge; vluchteling fugitive — a person who is fleeing or escaping from something
Flüchtling vluchteling; vluchtelinge fugitif — (term, Substantivement) personne en fuite.
Flüchtling vluchteling réfugiépersonne qui a quitter son pays ou sa région pour fuir un danger.