Interglot - "Funktion" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Funktion:
- functie; betrekking; ambt; baan; werk; werkplek; werkkring; eigenschap; hoedanigheid
Wiktionary:
- Funktion → functie
- Funktion → beweging, werking, eigenschap, functie, ambt, baan, betrekking, werkkring, plaats

German

Detailed Translations for Funktion from German to Dutch

die Funktion (Stellung)
de functie; de betrekking; het ambt
- functie [de ~ (v)] nomen
- betrekking [de ~ (v)] nomen
- ambt [het ~] nomen
die Funktion (Wirkungskreis; Arbeitsplatz; Stelle; Arbeit; Stellung; Position)
de baan; het werk; de werkplek; de werkkring
- baan [de ~ (m)] nomen
- werk [het ~] nomen
- werkplek [de ~] nomen
- werkkring [de ~ (m)] nomen
die Funktion (Eigenschaft)
de eigenschap; de hoedanigheid
- eigenschap [de ~ (v)] nomen
- hoedanigheid [de ~ (v)] nomen
die Funktion
de functie
- functie [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
ambt	Funktion; Stellung	Beruf; Job
baan	Arbeit; Arbeitsplatz; Funktion; Position; Stelle; Stellung; Wirkungskreis	Arbeitsverhältnis; Bahn; Bahngleis; Chaussee; Dienststelle; Dienstverhältnis; Fahrbahn; Fahrspur; Fahrstrecke; Fahrstreifen; Gleis; Piste; Schienenweg; Stellung; Straße; Straßenabschnitt; Strecke; Teilstrecke; Weg
betrekking	Funktion; Stellung
eigenschap	Eigenschaft; Funktion	Besonderheit; Charakterbeschreibung; Charaktereigenschaft; Charakterisierung; Charakteristik; Charakterschilderung; Charakterskizze; Eigenart; Eigenschaft; Einschläge; Kennzeichen; Kennzeichnung; Merkmal; Merkzeichen; Spur
functie	Funktion; Stellung	Arbeitsverhältnis; Aufgabengebiet; Dienststelle; Dienstverhältnis; Rolle; Stellung
hoedanigheid	Eigenschaft; Funktion	Art; Beschaffenheit; Eigenschaft; Qualität
werk	Arbeit; Arbeitsplatz; Funktion; Position; Stelle; Stellung; Wirkungskreis	Arbeit; Beruf; Beschäftigung; Fach; Gebilde; Gesamtwerk; Kreation; Kunstobjekt; Kunstwerk; Lohnarbeit; Meisterwerk; Schöpfung; Tätigkeit; Werk
werkkring	Arbeit; Arbeitsplatz; Funktion; Position; Stelle; Stellung; Wirkungskreis
werkplek	Arbeit; Arbeitsplatz; Funktion; Position; Stelle; Stellung; Wirkungskreis	Arbeitsbereich; Arbeitsplatz; Arbeitsstätte; Werkstatt; Werkstätte

Funktion

noun

taak
- functie → Funktion
positie binnen een bedrijf of organisatie
- functie → Funktion
(wiskunde) afhankelijkheid tussen een element en een veranderlijke
- functie → Funktion

Cross Translation:

From	To	Via
• Funktion	→ beweging; werking	↔ action — way of motion or functioning
• Funktion	→ eigenschap	↔ feature — computing: beneficial capability of a piece of software
• Funktion	→ functie	↔ function — what something does or is used for
• Funktion	→ functie	↔ function — professional or official position
• Funktion	→ functie	↔ function — mathematics: one-to-one relation
• Funktion	→ functie	↔ function — computing: routine that returns a result
• Funktion	→ functie	↔ function — biology: physiological activity of an organ or body part
• Funktion	→ functie	↔ function — chemistry: characteristic behavior of a chemical compound
• Funktion	→ functie	↔ use — function
• Funktion	→ ambt; baan; betrekking; werkkring; plaats; functie	↔ fonction — Activité qui tend à un but précis