Interglot - "Gestalt" translated from German to Dutch

Remove Ads

Summary

German to Dutch: more detail...

Gestalt:
- verschijning; uiterlijk; voorkomen; gedaante; type; buitenkant; vorm; vertoon; aanzien; aangezicht; gelaat; iemand zijn uiterlijk; persoon; wezen; individu; sterveling; mens; conditie; figuur; gestalte; postuur; mensenkind; iemand; kamerdienaar; herenknecht; kamerbediende; butler; lichaamspostuur
Wiktionary:
- Gestalt → postuur
- Gestalt → personage, geraamte, skelet, coupe, figuur, postuur, statuur, gestalte, lichaamsbouw, grootte, maat, mate, afmeting, dimensie, bestek, uitgebreidheid, omvang

German

Detailed Translations for Gestalt from German to Dutch

Gestalt:

Gestalt [die ~] nomen

die Gestalt (Erscheinungsform; Erscheinung; Aussehen)
de verschijning; het uiterlijk; het voorkomen; de gedaante; het type; de buitenkant; de vorm; het vertoon; het aanzien; het aangezicht; het gelaat
- verschijning [de ~ (v)] nomen
- uiterlijk [het ~] nomen
- voorkomen [het ~] nomen
- gedaante [de ~ (v)] nomen
- type [het ~] nomen
- buitenkant [de ~ (m)] nomen
- vorm [de ~ (m)] nomen
- vertoon [het ~] nomen
- aanzien [het ~] nomen
- aangezicht [het ~] nomen
- gelaat [het ~] nomen
die Gestalt (Aussehen; Ansicht; Äußere; Erscheinung; Erscheinungsform; Statur)
de verschijning; het uiterlijk; het voorkomen; de gedaante; iemand zijn uiterlijk; de vorm; het vertoon; de buitenkant; het aangezicht
- verschijning [de ~ (v)] nomen
- uiterlijk [het ~] nomen
- voorkomen [het ~] nomen
- gedaante [de ~ (v)] nomen
- iemand zijn uiterlijk [znw.] nomen
- vorm [de ~ (m)] nomen
- vertoon [het ~] nomen
- buitenkant [de ~ (m)] nomen
- aangezicht [het ~] nomen
die Gestalt (Person; Wesen; Individuum; Mensch; Individuen; Einzelperson; Herrschaft; Menschenkind; Einzelwesen; Einzelne; Sterbliche)
de persoon; het wezen; het individu; de sterveling; de mens
- persoon [de ~ (m)] nomen
- wezen [het ~] nomen
- individu [het ~] nomen
- sterveling [de ~ (m)] nomen
- mens [de ~ (m)] nomen
die Gestalt (Kondition; Form; Bedingung; Bildung; Gestaltung; Verfassung; Beschaffenheit)
de conditie; de vorm
- conditie [de ~ (v)] nomen
- vorm [de ~ (m)] nomen
die Gestalt (Figur; Erscheinung; Wuchs; Erscheinen; Statur)
de vorm; de figuur; de gestalte; de gedaante; het postuur
- vorm [de ~ (m)] nomen
- figuur [de ~] nomen
- gestalte [de ~ (v)] nomen
- gedaante [de ~ (v)] nomen
- postuur [het ~] nomen
die Gestalt (Äußere; Aussehen; Haltung)
de figuur; het postuur; de gedaante; het uiterlijk
- figuur [de ~] nomen
- postuur [het ~] nomen
- gedaante [de ~ (v)] nomen
- uiterlijk [het ~] nomen
die Gestalt (Mensch; Person; Wesen; Figur; Menschenkind; Einzelwesen)
de persoon; de mens; het mensenkind; iemand; het individu; het wezen
- persoon [de ~ (m)] nomen
- mens [de ~ (m)] nomen
- mensenkind [het ~] nomen
- iemand [znw.] nomen
- individu [het ~] nomen
- wezen [het ~] nomen
die Gestalt (Typ; Figur; Form)
de figuur; het type; het individu
- figuur [de ~] nomen
- type [het ~] nomen
- individu [het ~] nomen
die Gestalt (Figur; Form; Statur; Geist; Gebilde)
de figuur; de gedaante; de verschijning; het postuur
- figuur [de ~] nomen
- gedaante [de ~ (v)] nomen
- verschijning [de ~ (v)] nomen
- postuur [het ~] nomen
die Gestalt (Kammerdiener; Hausdiener; Geselle; Herr; Mann; Kerl; Hecht; Diener; Knecht; Bediente; Stallknecht)
de kamerdienaar; herenknecht; kamerbediende; de butler
- kamerdienaar [de ~ (m)] nomen
- herenknecht [znw.] nomen
- kamerbediende [znw.] nomen
- butler [de ~ (m)] nomen
die Gestalt (Figur; Wuchs; Erscheinung; Statur; Positur)
de figuur; lichaamspostuur; de gestalte; het postuur
- figuur [de ~] nomen
- lichaamspostuur [znw.] nomen
- gestalte [de ~ (v)] nomen
- postuur [het ~] nomen

Translation Matrix for Gestalt:

Noun	Related Translations	Other Translations
aangezicht	Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Statur; Äußere	Anblick; Angesicht; Antlitz; Fassade; Front; Gesicht; Schauspiel; Szene; Vorderseite; Vorseite
aanzien	Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt	Allüren; Ansehen; Ansicht; Aussehen; Ehre; Erscheinung; Erscheinungsform; Hoheit; Hoheitsträger; Name; Prestige; Ruf; Stattlichkeit; Statur; Würdenträger; Äußere
buitenkant	Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Statur; Äußere	Aufmachung; Außenseite; Büchse; Dichtung; Dose; Emballage; Flugschreiber; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kapsel; Karton; Kasten; Liderung; Packung; Schachtel; Spreu; UmhÜllung; Verpackung
butler	Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
conditie	Bedingung; Beschaffenheit; Bildung; Form; Gestalt; Gestaltung; Kondition; Verfassung	Bedingung; Beschaffenheit; Forderung; Klausel; Kondition; Kriterium; Maßstab; Verfassung; Voraussetzung; Vorbehalt; Zustand
figuur	Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Haltung; Positur; Statur; Typ; Wuchs; Äußere	Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Form; Person; Statur; Wesen
gedaante	Ansicht; Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Haltung; Statur; Wuchs; Äußere	Hirngespinst; Schatten; Schemen
gelaat	Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt	Anblick; Antlitz; Gesicht; Schauspiel; Szene
gestalte	Erscheinen; Erscheinung; Figur; Gestalt; Positur; Statur; Wuchs
herenknecht	Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
iemand	Einzelwesen; Figur; Gestalt; Mensch; Menschenkind; Person; Wesen	Jemand
iemand zijn uiterlijk	Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Statur; Äußere
individu	Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Figur; Form; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Typ; Wesen	Einzelgänger; Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Individuum
kamerbediende	Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
kamerdienaar	Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Stallknecht
lichaamspostuur	Erscheinung; Figur; Gestalt; Positur; Statur; Wuchs
mens	Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Figur; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen	Mensch; Menschenkind; Person
mensenkind	Einzelwesen; Figur; Gestalt; Mensch; Menschenkind; Person; Wesen
persoon	Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Figur; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen
postuur	Aussehen; Erscheinen; Erscheinung; Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Haltung; Positur; Statur; Wuchs; Äußere
sterveling	Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen
type	Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Form; Gestalt; Typ	Art; Gattung; Sorte; Typ
uiterlijk	Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Haltung; Statur; Äußere
verschijning	Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Form; Gebilde; Geist; Gestalt; Statur; Äußere	Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsbild; Erscheinungsform; Geistererscheinung; Gespenstererscheinung
vertoon	Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Statur; Äußere	Demo; Demonstration; Manifestation
voorkomen	Ansicht; Aussehen; Erscheinung; Erscheinungsform; Gestalt; Statur; Äußere	Deckmantel
vorm	Ansicht; Aussehen; Bedingung; Beschaffenheit; Bildung; Erscheinen; Erscheinung; Erscheinungsform; Figur; Form; Gestalt; Gestaltung; Kondition; Statur; Verfassung; Wuchs; Äußere	Abdruck; Abguß; Aufguß; Form; Gießform; Gips; Guß; Gußform; Kontur; Umriß; in Form sein
wezen	Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Figur; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen
Verb	Related Translations	Other Translations
aanzien		anblicken; anschauen; ansehen; betrachten; gucken; schauen; sehen; wahrnehmen
voorkomen		passieren; verhüten; vermeiden; vorkommen; zuvorkommen; überholen
Adjective	Related Translations	Other Translations
uiterlijk		außen; spätestens; von außen her; äußerlich
Not Specified	Related Translations	Other Translations
iemand		Jemand; Jemand bei Windows Live
Other	Related Translations	Other Translations
voorkomen		aufhalten; behindern; blockieren; entgegenarbeiten; hemmen; hindern; stören

Synonyms for "Gestalt":

Aussehen; Figur; Habitus
Fasson; Form

Wiktionary Translations for Gestalt:

Gestalt

noun

de vorm van een rechtopstaande mens
- postuur → Gestalt; Figur; formes; estatura

Cross Translation:

From	To	Via
• Gestalt	→ personage	↔ figure — person
• Gestalt	→ geraamte; skelet	↔ frame — structure of a person's body
• Gestalt	→ coupe; figuur; postuur; statuur; gestalte; lichaamsbouw; grootte; maat; mate; afmeting; dimensie; bestek; uitgebreidheid; omvang	↔ taille — coupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.

External Machine Translations:

Related Translations for Gestalt

gestalt geben an

Remove Ads

Translate Gestalt from German to Dutch

Detailed Translations for Gestalt from German to Dutch

Gestalt:

Gestalt [die ~] nomen

die Gestalt (Erscheinungsform; Erscheinung; Aussehen)

die Gestalt (Aussehen; Ansicht; Äußere; Erscheinung; Erscheinungsform; Statur)

die Gestalt (Person; Wesen; Individuum; Mensch; Individuen; Einzelperson; Herrschaft; Menschenkind; Einzelwesen; Einzelne; Sterbliche)

die Gestalt (Kondition; Form; Bedingung; Bildung; Gestaltung; Verfassung; Beschaffenheit)

die Gestalt (Figur; Erscheinung; Wuchs; Erscheinen; Statur)

die Gestalt (Äußere; Aussehen; Haltung)

die Gestalt (Mensch; Person; Wesen; Figur; Menschenkind; Einzelwesen)

die Gestalt (Typ; Figur; Form)

die Gestalt (Figur; Form; Statur; Geist; Gebilde)

die Gestalt (Kammerdiener; Hausdiener; Geselle; Herr; Mann; Kerl; Hecht; Diener; Knecht; Bediente; Stallknecht)

die Gestalt (Figur; Wuchs; Erscheinung; Statur; Positur)

Translation Matrix for Gestalt:

Synonyms for "Gestalt":

Wiktionary Translations for Gestalt:

Related Translations for Gestalt