Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Insasse:


German

Detailed Translations for Insasse from German to Dutch

Insasse:

Insasse [der ~] nomen

  1. der Insasse (Passagier; Reisende; Flugreisende; Gast; Fluggast)
    de reiziger
    – iemand die een tocht maakt 1
    • reiziger [de ~ (m)] nomen
      • de reiziger kwam laat in het hotel aan1
    de inzittende
    de passagier
    – reiziger die meerijdt 1
    • passagier [de ~ (m)] nomen
      • ik kan drie passagiers meenemen in deze auto1

Translation Matrix for Insasse:

NounRelated TranslationsOther Translations
inzittende Fluggast; Flugreisende; Gast; Insasse; Passagier; Reisende
passagier Fluggast; Flugreisende; Gast; Insasse; Passagier; Reisende Fahrgast
reiziger Fluggast; Flugreisende; Gast; Insasse; Passagier; Reisende

Synonyms for "Insasse":