Interglot - "Klammer" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Klammer:
- nietje; klem; klemhaak; kram; tandheugel; klamplaag; klamp; teksthaakje; bracket; bootsklamp
Wiktionary:
- Klammer → haakje, klem
- Klammer → agrafe, haakje, slot, spang, haaksluiting, nietje, klamp, kramp

German

Detailed Translations for Klammer from German to Dutch

die Klammer (Heftklammer)
het nietje
- nietje [het ~] nomen
die Klammer (Klemmhefter; Klemme; Klammerhaken)
de klem; de klemhaak
- klem [de ~] nomen
- klemhaak [de ~ (m)] nomen
die Klammer (Klemmhefter; Klemme; Klammerhaken)
de kram
- kram [de ~] nomen
die Klammer (Zahnklammer)
tandheugel
- tandheugel [znw.] nomen
die Klammer (Schließe)
klamplaag; de klamp
- klamplaag [znw.] nomen
- klamp [de ~] nomen
die Klammer
het teksthaakje
- teksthaakje [het ~] nomen
die Klammer
bracket
- bracket
die Klammer (Klampe)
bootsklamp
- bootsklamp [znw.] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
bootsklamp	Klammer; Klampe
klamp	Klammer; Schließe	Falle; Klampe; Klemme; Krampe; Kuhklaue; Milbe
klamplaag	Klammer; Schließe
klem	Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter	Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Klemme; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zange; Zapfen
klemhaak	Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter
kram	Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter
nietje	Heftklammer; Klammer
tandheugel	Klammer; Zahnklammer
teksthaakje	Klammer
Adjective	Related Translations	Other Translations
klem		festsitzend; verklemmt
Not Specified	Related Translations	Other Translations
bracket	Klammer

Klammer

noun

een leesteken
- haakje → Klammer
een werktuig waarin iets door samendrukken bijeengehouden of vastgezet kan worden
- klem → Klemme; Klammer

Cross Translation:

From	To	Via
• Klammer	→ agrafe; haakje; slot; spang	↔ agrafe — Sorte de crochet qui passer dans un anneau appeler porte et qui sert à attacher ensemble différentes choses.
• Klammer	→ agrafe; haakje; slot; spang; haaksluiting	↔ fermoir — Sorte de fermeture, serrure ou ressort s’appliquer à certains objets, tels que livres, colliers, bracelets, médaillons, coffrets, etc.
• Klammer	→ haakje; nietje; klamp; kramp	↔ parenthèse — incise dans la phrase