Interglot - "Klemme" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

German

Detailed Translations for Klemme from German to Dutch

die Klemme (Klemmhefter; Klammer; Klammerhaken)
de klem; de klemhaak
- klem [de ~] nomen
- klemhaak [de ~ (m)] nomen
die Klemme (Zange)
de tang; de klem
- tang [de ~] nomen
- klem [de ~] nomen
die Klemme (Klampe; Milbe; Falle; Krampe)
de mijt; de klamp
- mijt [de ~] nomen
- klamp [de ~] nomen
die Klemme (Klammer; Klemmhefter; Klammerhaken)
de kram
- kram [de ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
klamp	Falle; Klampe; Klemme; Krampe; Milbe	Klammer; Kuhklaue; Schließe
klem	Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter; Zange	Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen
klemhaak	Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter
kram	Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter
mijt	Falle; Klampe; Klemme; Krampe; Milbe
tang	Klemme; Zange	Zange
Adjective	Related Translations	Other Translations
klem		festsitzend; verklemmt

Ausweglosigkeit; Bredouille; Dilemma; Krise; Krisis; kritische Situation; Malaise; Misere; Not; Notlage; Problemsituation; Sackgasse; Schlamassel; schlimmer Zustand; schwierige Situation; Schwierigkeit; Zwangslage; Befindlichkeit; Konstitution; Stand; Status; Verfassung; Zustand
ausweglose Situation; Schwulität; Verlegenheit; verzwickte Situation; Zwickmühle; zwischen Szylla und Charybdis
Clipschelle; Schelle; Taschenklemme; Gerätschaft; Instrument; Werkzeug
Klampe

Klemme

noun

een werktuig waarin iets door samendrukken bijeengehouden of vastgezet kan worden
- klem → Klemme; Klammer