Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Marke

Translate Marke from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Marke:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for Marke from German to Dutch

Marke:

Marke [die ~] nomen

  1. die Marke (Logo; Markenzeichen; Handelszeichen; )
    het logo
    • logo [het ~] nomen
  2. die Marke (Stempel; Gepräge; Siegel; )
    de stempel; de zegel; inktstempel
  3. die Marke (Markenzeichen; Schutzmarke)
    het beeldmerk
  4. die Marke (Coupon; Schein; Kassenschein; )
    de bon; de coupon
    • bon [de ~ (m)] nomen
    • coupon [de ~ (m)] nomen
  5. die Marke (Gewähr; Siegel; Garantie; Garantieschein)
    de waarborg; de keur
  6. die Marke (Rabattmarke)
    de zegel; de spaarzegel
  7. die Marke (Gütesiegel; Siegel)
    het waarmerk; kwaliteitsmerk
  8. die Marke (Erkennungsmarke; Pfennig; Münze; Gulden)
    de munt; plaatje als herkenningsteken; de penning
  9. die Marke (Geldstück; Münze; Geld; Gulden)
    de munt; de muntstuk

Translation Matrix for Marke:

NounRelated TranslationsOther Translations
beeldmerk Marke; Markenzeichen; Schutzmarke
bon Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Empfangsschein; Strafe; Strafzettel; Überweisungsschein
coupon Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest
inktstempel Amtssiegel; Garantieschein; Gepräge; Klebemarke; Lacksiegel; Marke; Siegel; Stempel; Stempelbogen; Stempeln
keur Garantie; Garantieschein; Gewähr; Marke; Siegel Auslese; Auswahl; Sortierung; Sortiment
kwaliteitsmerk Gütesiegel; Marke; Siegel Gütezeichen
logo Fabrikmarke; Handelszeichen; Logo; Marke; Markenzeichen; Schutzmarke; Zeichen Logo
munt Erkennungsmarke; Geld; Geldstück; Gulden; Marke; Münze; Pfennig Geldsorte; Geldstück; Münze; Pfennig
muntstuk Geld; Geldstück; Gulden; Marke; Münze Geldsorte; Geldstück; Münze; Pfennig
penning Erkennungsmarke; Gulden; Marke; Münze; Pfennig Cent; Erinnerungsmünze; Gedenkmünze; Geldsorte; Geldstück; Münze; Pfennig
plaatje als herkenningsteken Erkennungsmarke; Gulden; Marke; Münze; Pfennig
spaarzegel Marke; Rabattmarke
stempel Amtssiegel; Garantieschein; Gepräge; Klebemarke; Lacksiegel; Marke; Siegel; Stempel; Stempelbogen; Stempeln
waarborg Garantie; Garantieschein; Gewähr; Marke; Siegel Bürge; Bürgschaft; Garantie; Garantieschein; Gewähr; Pfand; Sicherheit; Unterpfand
waarmerk Gütesiegel; Marke; Siegel
zegel Amtssiegel; Garantieschein; Gepräge; Klebemarke; Lacksiegel; Marke; Rabattmarke; Siegel; Stempel; Stempelbogen; Stempeln Klebemarke; Stempelmarke

Synonyms for "Marke":


Wiktionary Translations for Marke:

Marke
noun
  1. Ware mit einem bestimmten geschützten Namen
  2. eine dauerhafte Kennzeichnung oder Markierung
Marke
noun
  1. een herkenbaar product door een bepaalde producent vervaardigd
Cross Translation:
FromToVia
• Marke → merk ↔ brand — name, symbol, logo
• Marke → merk ↔ brand — a specific product, service, or provider so distinguished
• Marke → vinkje; kruisje ↔ check — a mark like a v or sometimes x used as an indicator
• Marke → merk ↔ make — brand (jump)
• Marke → etiket ↔ tag — small label
• Marke → handelsmerk ↔ trademark — identification of a company's product

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0843 seconds
Page rendered in 1.0 seconds