Interglot - "Schnack" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

German

Detailed Translations for Schnack from German to Dutch

der Schnack (Zwischenmahlzeit; Biß; Bissen)
het tussendoortje; de snack; het hapje
- tussendoortje [het ~] nomen
- snack [de ~ (m)] nomen
- hapje [het ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
hapje	Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit	Bissen; Happen
snack	Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit
tussendoortje	Bissen; Biß; Schnack; Zwischenmahlzeit	Bissen; Feinkost; Happen; Imbiß; Köstlichkeit; Leckerbissen; Leckerei; Leckereien; Nascherei; Naschwerk; Süßigkeit; Süßigkeiten; etwas Süßes; schnelleNummer