Interglot - "Signal" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Signal:
- teken; signaal; sein; wenk; stoplicht; verkeerslicht; gebaar; geste
Wiktionary:
- Signal → teken, sein, signaal
- Signal → signaal, sein

German

Detailed Translations for Signal from German to Dutch

Signal (Zeichen)
het teken; het signaal
- teken [het ~] nomen
- signaal [het ~] nomen
Signal (Zeichen; Fingerzeig; Wink)
het sein; het teken; de wenk
- sein [het ~] nomen
- teken [het ~] nomen
- wenk [de ~ (m)] nomen
Signal (Verkehrsampel; Verkehrslicht; Ampel)
het stoplicht; het verkeerslicht
- stoplicht [het ~] nomen
- verkeerslicht [het ~] nomen
Signal (Geste; Gebärde; Zeichen; Wink)
het gebaar; de geste
- gebaar [het ~] nomen
- geste [de ~] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
gebaar	Gebärde; Geste; Signal; Wink; Zeichen	Bewegung; Geste; Körperbewegung
geste	Gebärde; Geste; Signal; Wink; Zeichen
sein	Fingerzeig; Signal; Wink; Zeichen
signaal	Signal; Zeichen
stoplicht	Ampel; Signal; Verkehrsampel; Verkehrslicht
teken	Fingerzeig; Signal; Wink; Zeichen	Beweis; Beweisstück; Hinweis; Indikation; Unterscheidungszeichen; Zeichen
verkeerslicht	Ampel; Signal; Verkehrsampel; Verkehrslicht
wenk	Fingerzeig; Signal; Wink; Zeichen	Anspielung; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Tip; Wink
Not Specified	Related Translations	Other Translations
teken		Zeichen

Signal

noun

etwas Wahrnehmbares, das eine bestimmte Bedeutung hat
- Signal → teken; sein
Eisenbahn: Schild oder Leuchtanlage, das freie Fahrt, ein Haltegebot oder andere Sachverhalte anzeigt
- Signal → sein
Sachverhalt, der als Zeichen für etwas anderes gedeutet wird
- Signal → sein

Signal

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Signal	→ signaal; sein	↔ signal — indication