Interglot - "Stutzer" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Stutzer:
- heertje; fatje; boomknoesten; knoesten; kwasten; nar; hofnar; kwibussen; dandies; fatten; snoeier; iem. die snoeit

German

Detailed Translations for Stutzer from German to Dutch

der Stutzer (Geck; Kerl)
het heertje; het fatje
- heertje [het ~] nomen
- fatje [het ~] nomen
der Stutzer (Astlöcher; Dutte)
boomknoesten; de knoesten; de kwasten
- boomknoesten [znw.] nomen
- knoesten [de ~] nomen, plural
- kwasten [de ~] nomen, plural
der Stutzer (Narr am Hoff; Pinsel; Hanswurst; Tor; Quast; Klunker; Ast; Verrückte; Geck; Alberne; Irrsinnige; Lackaffe; Knorren)
de nar; de hofnar
- nar [de ~ (m)] nomen
- hofnar [de ~ (m)] nomen
der Stutzer (Narr)
de kwibussen; de kwasten
- kwibussen [de ~] nomen, plural
- kwasten [de ~] nomen, plural
der Stutzer (Dandies)
dandies; de fatten
- dandies [znw.] nomen
- fatten [de ~] nomen, plural
der Stutzer
de snoeier; iem. die snoeit
- snoeier [de ~ (m)] nomen
- iem. die snoeit [znw.] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
boomknoesten	Astlöcher; Dutte; Stutzer
dandies	Dandies; Stutzer
fatje	Geck; Kerl; Stutzer
fatten	Dandies; Stutzer
heertje	Geck; Kerl; Stutzer
hofnar	Alberne; Ast; Geck; Hanswurst; Irrsinnige; Klunker; Knorren; Lackaffe; Narr am Hoff; Pinsel; Quast; Stutzer; Tor; Verrückte
iem. die snoeit	Stutzer
knoesten	Astlöcher; Dutte; Stutzer	groben Pinsel
kwasten	Astlöcher; Dutte; Narr; Stutzer	groben Pinsel
kwibussen	Narr; Stutzer
nar	Alberne; Ast; Geck; Hanswurst; Irrsinnige; Klunker; Knorren; Lackaffe; Narr am Hoff; Pinsel; Quast; Stutzer; Tor; Verrückte	Kauz; Narr; Verrückte
snoeier	Stutzer

Adonis; Beau; Dandy; eitler Mann; Fant; feiner Pinkel; Geck; Lackaffe; Schönling; Herr; Kerl; Mann; männlicher Mensch