Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Tier

Translate Tier from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Tier:
- dier; beest; fauna; gedierte; dierenrijk
Wiktionary:
- Tier → beest, dier
- Tier → dier, beest, wild dier, dieren

German

Detailed Translations for Tier from German to Dutch

Tier:

Tier [das ~] nomen

Tier (Vieh; Getier)
het dier; het beest
- dier [het ~] nomen
- beest [het ~] nomen
Tier (Tierreich; Tiere; Getier)
de fauna; het gedierte; het dierenrijk
- fauna [de ~] nomen
- gedierte [het ~] nomen
- dierenrijk [het ~] nomen

Translation Matrix for Tier:

Noun	Related Translations	Other Translations
beest	Getier; Tier; Vieh
dier	Getier; Tier; Vieh
dierenrijk	Getier; Tier; Tiere; Tierreich
fauna	Getier; Tier; Tiere; Tierreich	Tierwelt
gedierte	Getier; Tier; Tiere; Tierreich	Insekten; Kerbtier

Synonyms for "Tier":

Getier; tierisches Lebewesen; Viech; Vieh; Geschöpf; Kreatur; Lebewesen; Organismus; Wesen

Wiktionary Translations for Tier:

Tier

noun

dier, gebruikt om het aardse, niet menselijke van een dier te benadrukken
- beest → Tier
met zintuigen uitgerust meercellig organisme dat zijn energie verkrijgt uit andere dierlijke of plantaardige organismen
- dier → Tier

Cross Translation:

From	To	Via
• Tier	→ dier; beest	↔ animal — organism
• Tier	→ dier; wild dier; beest	↔ beast — non-human animal
• Tier	→ dier; dieren; beest	↔ animal — zoologie\|nocat=1 métazoaire ; être organisé, doué de sensibilité et de mouvement, et reproductible au sein de son espèce.
• Tier	→ beest; dier	↔ bête — Tout animal autre que l’Homme.

Related Translations for Tier