Interglot - "Ton" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Ton:
- voorwoord; inleiding; proloog; introductie; voorbericht; muzieknoot; toon; klank; klankgeluid; leem; klei; toonhoogte
Wiktionary:
- Ton → geluid
- Ton → klei, noot, toon, timbre, accent, klemtoon, nadruk, nuance, subtiliteit, nuancering, schakering, geluid, klank, gerucht, kleur, overeenstemming, samenklank, intonatie, toonaard, toonsoort, toonkleur

German

Detailed Translations for Ton from German to Dutch

der Ton (Prolog; Vortrag; Ausdruck; Speech)
het voorwoord; de inleiding; de proloog; de introductie; het voorbericht
- voorwoord [het ~] nomen
- inleiding [de ~ (v)] nomen
- proloog [de ~ (m)] nomen
- introductie [de ~ (v)] nomen
- voorbericht [het ~] nomen
der Ton (Musiknote; Note; Klang)
de muzieknoot; de toon
- muzieknoot [de ~] nomen
- toon [de ~ (m)] nomen
der Ton (Klang; Laut)
de klank; de toon; klankgeluid
- klank [de ~ (m)] nomen
- toon [de ~ (m)] nomen
- klankgeluid [znw.] nomen
der Ton (Kleie; Lehm)
de leem; de klei
- leem [de ~ (m)] nomen
- klei [de ~] nomen
der Ton (Tonhöhe)
de toonhoogte; de toon
- toonhoogte [de ~ (v)] nomen
- toon [de ~ (m)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
inleiding	Ausdruck; Prolog; Speech; Ton; Vortrag
introductie	Ausdruck; Prolog; Speech; Ton; Vortrag	Einführung; Einfühurngszeit; Einleitung
klank	Klang; Laut; Ton
klankgeluid	Klang; Laut; Ton
klei	Kleie; Lehm; Ton
leem	Kleie; Lehm; Ton
muzieknoot	Klang; Musiknote; Note; Ton
proloog	Ausdruck; Prolog; Speech; Ton; Vortrag
toon	Klang; Laut; Musiknote; Note; Ton; Tonhöhe	Farbe; Färbung
toonhoogte	Ton; Tonhöhe
voorbericht	Ausdruck; Prolog; Speech; Ton; Vortrag
voorwoord	Ausdruck; Prolog; Speech; Ton; Vortrag
Not Specified	Related Translations	Other Translations
-	Audio

Ton

noun

trillingen in de lucht of andere substantie die door het oor waargenomen kunnen worden
- geluid → Schall; Ton; Klang; Geräusch

Cross Translation:

From	To	Via
• Ton	→ klei	↔ clay — mineral substance
• Ton	→ noot; toon	↔ note — musical sound
• Ton	→ toon; noot	↔ tone — specific pitch, quality and duration; a note
• Ton	→ toon; timbre	↔ tone — character of a sound, especially the timbre of an instrument or voice
• Ton	→ toon	↔ tone — pitch of a word that distinguishes a difference in meaning
• Ton	→ klei	↔ argile — Terre et roche (1, 2)
• Ton	→ accent; klemtoon; nadruk	↔ insistance — action d’insister.
• Ton	→ nuance; subtiliteit; nuancering; schakering	↔ nuance — peinture\|fr imprimerie\|fr chacun des degrés différents par lesquels peut passer une couleur, conserver le nom qui la distinguer des autres.
• Ton	→ geluid; klank; toon; gerucht	↔ son — Quelque chose que l’on peut écouter, entendre.
• Ton	→ nuancering; schakering; nuance; kleur	↔ teinte — peinture\|fr nuance de couleur.
• Ton	→ toon; overeenstemming; samenklank; intonatie; toonaard; toonsoort; timbre; toonkleur	↔ ton — son d’une certaine fréquence.