Interglot - "Umgebung" translated from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Umgebung:
- omgeving; omstreek; omtrek; nabijheid; buurt; omstreken; rayon van een bedrijf; rayon
Wiktionary:
- Umgebung → buitenwacht, buurt, omgeving, omtrek
- Umgebung → omgeving, kwartier, buurt, wijk

German

Detailed Translations for Umgebung from German to Dutch

die Umgebung (Umwelt; Gegend)
de omgeving; omstreek; de omtrek
- omgeving [de ~ (v)] nomen
- omstreek [znw.] nomen
- omtrek [de ~ (m)] nomen
die Umgebung (Nachbarschaft)
de nabijheid; de buurt
- nabijheid [de ~ (v)] nomen
- buurt [de ~] nomen
die Umgebung (Umkreis)
de omstreken
- omstreken [de ~] nomen, plural
die Umgebung (Umkreis; Bezirk; Region; Gegend; Zone)
rayon van een bedrijf; de rayon
- rayon van een bedrijf [znw.] nomen
- rayon [de ~ (m)] nomen
die Umgebung
de omgeving
- omgeving [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
buurt	Nachbarschaft; Umgebung	Stadtbezirk; Stadtteil; Stadtviertel
nabijheid	Nachbarschaft; Umgebung
omgeving	Gegend; Umgebung; Umwelt
omstreek	Gegend; Umgebung; Umwelt
omstreken	Umgebung; Umkreis
omtrek	Gegend; Umgebung; Umwelt	Form; Kontur; Umkreis; Umriß
rayon	Bezirk; Gegend; Region; Umgebung; Umkreis; Zone	Bereich; Bezirk; Gebiet; Gegend; Glanzstoff; Kunstseide; Landstrich; Ort; Provinz; Rechtsgebiet; Region; Reyon; Zone
rayon van een bedrijf	Bezirk; Gegend; Region; Umgebung; Umkreis; Zone
Not Specified	Related Translations	Other Translations
rayon		Gebiet

Umgebung

noun

Umgebung

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Umgebung	→ omgeving	↔ environment — area around something
• Umgebung	→ kwartier; buurt; wijk	↔ neighborhood — nearby area
• Umgebung	→ wijk; kwartier; buurt	↔ neighbourhood — close proximity, particularly in reference to home
• Umgebung	→ omgeving	↔ surroundings — area surrounding someone or something
• Umgebung	→ buurt; omgeving	↔ vicinity — neighbourhood, or the nearby region
• Umgebung	→ omgeving	↔ milieu — Élément propre à la vie d’un être