Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Vergangenheit:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Vergangenheit from German to Dutch

Vergangenheit:

Vergangenheit [die ~] nomen

  1. die Vergangenheit
    het verleden

Translation Matrix for Vergangenheit:

NounRelated TranslationsOther Translations
verleden Vergangenheit
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
verleden vorig

Synonyms for "Vergangenheit":

  • Imperfekt; Mitvergangenheit; Präteritum; Tempus; Zeit; Zeitform
  • Geschichte; Historie

Wiktionary Translations for Vergangenheit:

Vergangenheit
noun
  1. de voorafgaande tijd

Cross Translation:
FromToVia
Vergangenheit verleden; voorbije; vervlogene past — period of time that has already happened
Vergangenheit verleden tijd past(grammar) past tense
Vergangenheit verleden tijd past tense — form of language
Vergangenheit verleden tijd; verleden passé — Le temps écoulé