Summary
English
Detailed Translations for outpoint from English to Dutch
outpoint: (*Using Word and Sentence Splitter)
- out: over; uit; klaar; afgelopen; voorbij; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; van; vanuit; vanaf nu; vanaf deze plaats; eruit; weg; ertussenuit; er op uit; er uit; daaruit; op stap
- point: wijzen; attenderen; spitsen; pointe; aangeven; aanduiden; indiceren; wijzen naar; iets aanwijzen; punt; aanwijzen; point
outpoint:
Translation Matrix for outpoint:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | outscore |
Synonyms for "outpoint":
Related Definitions for "outpoint":
External Machine Translations: