English
Detailed Translations for do harm from English to Dutch
do harm:
-
to do harm (harm; damage)
schaden; benadelen; afbreuk doen aan-
afbreuk doen aan verb (doe afbreuk aan, doet afbreuk aan, deed afbreuk aan, deden afbreuk aan, afbreuk gedaan aan)
-
to do harm (cause damage; damage; harm; hurt)
schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; benadelen; duperen; nadeel toebrengen-
schade berokkenen verb (berokken schade, berokkent schade, berokkende schade, berokkenden schade, schade berokkend)
-
schade toebrengen aan verb (breng schade toe aan, brengt schade toe aan, bracht schade toe aan, brachten schade toe aan, volbracht schade toe aan)
-
nadeel toebrengen verb (breng nadeel toe, brengt nadeel toe, bracht nadeel toe, brachten nadeel toe, nadeel toegebracht)
-
-
to do harm (be dangerous)
-
to do harm (be disadvantuous; cause disadvantage; cause someone sorrow; harm; damage; harm somebody; cause injury; hurt; injure)
schaden; nadelig zijn; kwaad doen-
nadelig zijn verb (ben nadelig, bent nadelig, is nadelig, was nadelig, waren nadelig, nadelig geweest)
Conjugations for do harm:
present
- do harm
- do harm
- does harm
- do harm
- do harm
- do harm
simple past
- did harm
- did harm
- did harm
- did harm
- did harm
- did harm
present perfect
- have done harm
- have done harm
- has done harm
- have done harm
- have done harm
- have done harm
past continuous
- was doing harm
- were doing harm
- was doing harm
- were doing harm
- were doing harm
- were doing harm
future
- shall do harm
- will do harm
- will do harm
- shall do harm
- will do harm
- will do harm
continuous present
- am doing harm
- are doing harm
- is doing harm
- are doing harm
- are doing harm
- are doing harm
subjunctive
- be done harm
- be done harm
- be done harm
- be done harm
- be done harm
- be done harm
diverse
- do harm!
- let's do harm!
- done harm
- doing harm
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they