English
Detailed Translations for no-show from English to Dutch
no-show: (*Using Word and Sentence Splitter)
- no: geen; neen; generlei; generhande; nee
- show: tonen; tentoonstellen; uitstallen; etaleren; presenteren; laten zien; laten blijken; getuigen van; voorstelling; show; performance; happening; vertonen; exposeren; demonstratie; aangeven; aanduiden; indiceren; iets aanwijzen; wijzen; tentoonstelling; attenderen; expositie; parade; vertoning; opvoering; staatsie; tevoorschijn brengen; openbaren; zich uiten; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; voordedaghalen; uiterlijk vertoon; wijzen naar; uitstalling; toneelavond; tevoorschijn halen; te voorschijn halen; voor de dag halen
no-show:
Translation Matrix for no-show:
Noun | Related Translations | Other Translations |
- | nonattender; truant |